Kamui Kobayashi en Marcus Ericsson zijn beide te spreken over hun race. Dat wil zeggen, tot het moment dat ze uitvielen. De Zweed met een crash, de Japanner met een technisch mankement.

De Grand Prix van Hongarije had zo’n race kunnen zijn waarin er ook voor de kleine teams iets te halen valt, of zich in ieder geval de kans voordoet om op te vallen. Het mocht echter niet zo zijn voor Caterham. Marcus Ericcson zorgde in ronde zeven voor de eerste safetycarfase door hard van de baan te stuiteren. De Zweed steekt de hand in eigen boezem.

“Ik was in gevecht met Chilton en Maldonado, maar ik was iets te onvoorzichtig met het gaspedaal. De achterkant van de wagen brak weg en dat was dat. Ik hing in de muur. Ik ben gelukkig ongedeerd gebleven, ook al wist men me in het medisch centrum te vertellen dat mijn lichaam een klap van 20g te verwerken heeft gekregen. Ik baal voor de jongens van het team, hier en in de fabriek. Ze hebben zo hard gewerkt. Het moet voor hen geen pretje zijn om de auto in stukken te zien.”

Kamui Kobayashi
De Japanner zag eveneens de finishvlag niet, maar hem viel in dit geval niks te verwijten. Zijn auto hield er gewoon mee op. “Mijn start was eigenlijk nog wel goed. Ik kon goed meekomen in die halfnatte omstandigheden. Na de eerste stop werkte ik me zelfs op tot de veertiende plaats.”

“Ik ontsnapte nog aan een incident waar Maldonado en Chilton tegen elkaar aan reden. Een hachelijk moment en alweer de derde bijna-aanvaring in drie races tijd. Ik had daarna weer een goed ritme te pakken, maar in de 24ste ronde verloor ik de aandrijving van mijn auto. Dat was het einde van mijn race.”