Robert Fernley, adjunct-teambaas bij Force India, zou graag zien dat de teams zelf kunnen kiezen met welke krachtbron ze willen rijden, de huidige V6-turbomotor, of de traditionele V8-krachtbron met KERS-systeem.

Robert Fernley is een man die graag actief meedenkt over welk pad de Formule 1 zou moeten volgen. Enkele dagen geleden opperde de adjunct-teambaas van Force India nog dat de teams zelf de bandencompounds voor elk weekend zouden moeten kiezen. Nu pleit hij dus voor een vrije keuze tussen de V6-turbomotor, of de V8-krachtbron waar voor de invoering van de huidige motor mee werd gereden.

Momenteel lijken de grote autofabrikanten die deelnemen aan de Formule 1 te gaan voor een toekomst waarin de huidige turbomotoren worden opgevoerd naar een vermogen van 1000 pk. Hoewel Fernley die gedachtegang prima kan volgen – “De V6 is een geweldige motor en die zal echt niet zomaar van het toneel verdwijnen” – is hij van mening dat de minder kapitaalkrachtige teams de keuze moeten hebben om niet per se mee te gaan in die ontwikkelingsstrijd en zich met bijvoorbeeld de herinvoering van de V8-motoren te kunnen verzekeren van een wat rooskleuriger kostenplaatje.

Fernley geeft aan niet bang te zijn voor een ongelijke strijd tussen de twee krachtbronnen: “De grote motorfabrikanten willen de turbomotoren ontwikkelen. Dat doen ze op geweldige manier en vanuit marketingtechnisch oogpunt snap ik dat ook heel goed. Maar dat wil niet zeggen dat dit per definitie de enige juiste optie is voor de toekomst van de Formule 1. Kostenbesparing moet nog steeds hoog op de agenda staan, en zolang we redelijke gelijkheid tussen de twee motoren kunnen garanderen, denk ik dat ons voorstel hout snijdt.”

Fernley denkt dat de kleinere teams, waar ‘zijn’ Force India er één van is, met de voorgestelde reglementswijziging vijftig procent kunnen besparen op de uitgaven aan motoren. ‘Als we met een bezuiniging van vijftig procent een motor achterin kunnen leggen met nagenoeg dezelfde prestaties als de turbokrachtbronnen, dan moet die mogelijkheid overwogen worden. De Formule 1 bestaat immers niet enkel om de aandrijvingen van de grote autofabrikanten te promoten”, besluit Fernley.