Kimi Räikkönen denkt dat het eind van de voor hem sportief zo moeilijke periode sinds zijn terugkeer bij Ferrari in zicht is. ‘Ik zie licht aan het eind van de tunnel’.

De in dit geval voor zijn doen haast poëtische Fin bedoelt daarmee uiteraard niet dat hij na een lange doodstrijd de verlichting van het hemelse rijk tegemoet gaat, maar verwijst naar het vinden van een oplossing voor zijn problemen met zijn Ferrari F14 T-bolide.

Räikkönen, die afgelopen weekend in Hongarije met een zesde plaats zijn beste resultaat van het jaar behaalde, worstelt al het hele seizoen met zijn auto, maar volgens de coureur begint hij zich nu eindelijk beter op zijn gemakt te voelen achter het stuur.

“Ik had in Hongarije een veel beter gevoel bij de auto en dat maakte het racen een stuk leuker, want ik kon nu eindelijk echt pushen en met mensen vechten, in plaats van alleen maar verdedigend rijden en terugzakken”, legt hij uit aan Autosport.

“Het was alsnog niet makkelijk, maar tenminste wel leuk. Eén aardig resultaat betekent natuurlijk niet dat het lek definitief boven is, maar we hebben ons werk klaarblijkelijk goed gedaan en iets gevonden, dus ik zie nu weer licht aan het eind van de tunnel.”

Volgens Räikkönen valt er op alle vlakken echter nog genoeg te verbeteren – ‘zoals de mechanische grip, downforce en het motorvermogen’ – dus Ferrari mag zich nog niet rijk rekenen, benadrukt de wereldkampioen van 2007.

“Feit is namelijk dat er van een echte ommekeer geen sprake is. Hoewel we weten waar het naartoe moet en wat we moeten doen om zover te komen, hebben we ondanks dat het de goede kant op gaat nog een hele lange weg te gaan.”