Michael Schumacher heeft zich op Monza van zijn meest strijdlustige zijde laten zien. De Mercedes-coureur lag na een goede start derde en eindigde uiteindelijk als vijfde, maar verkocht zijn huid duur.

Schumacher had het tijdens de race vooral aan de stok met Lewis Hamilton. De Duitser kwam de McLaren-coureur bij de start en herstart tegen, waarbij hij hem verschalkte en na de hervatting van de race dus als derde rondreed.

Schumacher wist Hamilton vervolgens – ook na de eerste pitstops – rondenlang achter zich te houden, waarbij hij stevig van zich afbeet en bij het verdedigen van zijn positie het randje opzocht.

Uiteindelijk moest Schumacher – ook omdat hij hij een oproep vanuit de pits kreeg om op zijn rijgedrag te letten – echter zijn meerdere herkennen in Hamilton en diens teamgenoot Jenson Button, waarna hij zelf als vijfde over de streep kwam.

“Het was een leuke middag”, blikt Schumacher in gesprek met de BBC daarna terug op de race, waarin hij zich naar eigen zeggen prima heeft gedragen: “Ik vond het geweldige gevechten en heb volgens mij eerlijk en sportief geracet. Ik heb gedaan wat ik voor mijn gevoel moest doen en hoef niet op het matje te komen bij de Stewards, dus het zal wel in orde zijn.”

Schumacher zelf wist, ondanks zijn felle verweer, tijdens de race echter al dat het vasthouden van zijn derde plek een schier onmogelijke opgave zou zijn: “De start was geweldig en we lagen daardoor voor op wat realistisch gezien mogelijk was”, erkent hij.

“Een podiumfinish zou natuurlijk geweldig zijn geweest, maar onze rivalen hebben nu eenmaal snellere auto’s, dus we kunnen ze niet echt achter ons houden.”

Schumacher denkt verder dat Mercedes het twee weken geleden op Spa en nu dus ook op Monza vooral goed heeft gedaan omdat die circuits goed bij de MGP W02-bolide passen: “Het is dus niet zo dat we ineens veel beter zijn”, verklaart hij.

“Onze auto doet het gewoon goed op dit soort circuits waar weinig downforce nodig is, al zijn we achter de schermen natuurlijk wel hard aan het werk om ons te verbeteren en boeken we ook wel geleidelijk aan progressie.”