In nummer 2/3 van ‘Formule 1’ wordt beschreven hoe Charlie Whiting de Formule 1 denkt te moeten bestieren. Mooi verhaal, dat wel. Maar mij overviel daarop hetzelfde gevoel van wanhoop dat ik ook heb als ik bijvoorbeeld de ontwikkeling van Formule 1-stuurwielen aanschouw.

Dat wanhoopsgevoel kreeg afgelopen zaterdag extra voeding. Toen las ik namelijk op autosport.com, dat door een tele­me­trie­pro­bleem de ‘in-cockpit warning lights’ niet zouden wer­ken. Coureurs worden namelijk tegenwoordig niet alleen door vlaggen gewaar­schuwd, maar ook door lichtjes op hun draaibare dashboard. Er­ger nog was deel twee van dit bericht: de wedstrijdleiding zou door dat elektronisch probleem ook niet in staat zijn om vanaf de kant bij alle auto’s de DRS te deacti­veren. Dat schijnt nodig te zijn als er ergens een gele vlag wordt gezwaaid, als de safety car in de baan is of als het zicht slecht is.

Mijn geest dwaalde af naar het einde van de jaren tachtig, toen fans vol afschuw begonnen te beseffen dat Formu­le 1-auto’s regelmatig vanaf de kant werden gemanipu­leerd. Zegt u nu niet dat ik spoken zie: het was technisch mogelijk, dus het werd gedaan. Al wordt het uiteraard door alle betrokkenen luidkeels ontkend.

Tegen­woordig is dat dus heel normaal, dat ingrijpen van bui­tenaf. Die bemoeial­len-langs-de-kant raken er kennelijk zelfs van in de stress, als ze er even niet bij kunnen komen! Ik dacht toen, en denk nog steeds: blijf met je fikken van die auto’s af! Daarin zitten de 22 beste coureurs ter wereld. Ooit eens aan ge­dacht om hen dit lekker zelf uit te laten zoeken?