Bij geen enkele andere Grand Prix jagen fans zo verbeten op een selfie en/of handtekening van hun idolen als bij de Japanse. Op elke hoek staan ze geduldig met hun speciale schriften te wachten, sommigen doen bij de entree van het rennerskwartier een hele dag niets anders.

Om kwart over negen lokale tijd reden Frank Woestenburg (De Telegraaf), Formule 1’s huisfotograaf Peter van Egmond en ik donderdagochtend de parkeerplaats van het Suzuka Circuit op. Blauwe lucht, aangename temperatuur: geen tijd voor jetlag. Op weg naar de tunnel (met zeer comfortabele roltrappen) die naar de paddock leidt, zagen we in de fanzone meteen weer allerlei feestelijk uitgedoste Japanners voorbij schuiven. De jaarlijkse verkleedpartij toverde een glimlach op onze gezichten.

Niets is de fans te gek, de verbazing is steevast groot. We zagen een (volwassen) Japanner in een raceoveral van Red Bull, een geisha die openlijk haar liefde aan Fernando Alonso in zijn favoriete kleuren (lichtblauw, geel en rood) verklaarde, twee jochies van hooguit vier jaar in Renault-overals en later bij de pitwalk nog een groot fan van Max Verstappen. Toen ik hem nogal naïef in het Nederlands vroeg of hij even voor een foto wilde poseren, stonden er opeens twee grote vraagtekens in zijn ogen. Want het was natuurlijk een Japanner.

Nergens ter wereld gedragen de racefans zich zo correct als in Suzuka, waar alles net zo overgeorganiseerd is als de rest van het land. Niemand overschrijdt een lijn, is opdringerig, schreeuwt of vloekt. Althans, zo lijkt het.

Twee jaar geleden vroeg ik Jos en Max Verstappen op Suzuka eens naar hun ervaringen met de Japanse fans. Die zijn uniek, zo concludeerden ze in koor. Maar met de wereldwijd geprezen discipline in een land waar het leven tot op de seconde lijkt geregisseerd, valt het soms best mee. Als een van hun helden toevallig halt houdt, wordt er op zoek naar een krabbel of selfie regelmatig stevig geduwd en getrokken. Dat is nog tot daar aan toe, zei Max Verstappen destijds, maar ze moeten niet aan hem komen.

Japanners? In alles uniek in hun soort. Het zijn soms net mensen.