Monaco, het theater van de snelheid. Het labyrint van millimeterwerk, concentratie, mediagekte, lef en virtuositeit. Geen wonder dat diverse hoogte- en dieptepunten uit de carrière van Ayrton Senna zich afspeelden in Monaco. Eén jaargang springt er bovenuit: 1988. Dat ene weekend geeft misschien wel de bondigste samenvatting van de magie van Senna. Zijn ongenaakbaarheid en zijn kwetsbaarheid.

Donderdag 12 mei 1988. Het geluid van Formule 1-motoren raast door de straten van Monaco. Het is tijd voor de jaarlijkse hoogmis van de Formule 1. Het is de derde Grand Prix van het seizoen. In Brazilië heeft Alain Prost gewonnen, op Imola Ayrton Senna. Allebei van start tot finish. Allebei in een McLaren. De ultraslanke McLaren MP4/4 met de 660 pk Honda V6-turbomotor is een klasse apart. Er wordt al gefluisterd dat McLaren alle zestien races gaat winnen dit jaar.

Vorig jaar werd de Grand Prix van Monaco gewonnen door Senna. In een Lotus-Honda. Bij Lotus heeft Senna de afgelopen drie jaar veel mooie dingen laten zien. Verbijsterende kwalificaties, weergaloze races. Maar met Lotus, weet hij, word je geen wereldkampioen. Daarom is hij voor 1988, samen met Honda, overgestapt naar McLaren. Om de nieuwe teamgenoot te worden van Alain Prost.

Op donderdag al 2 seconden sneller
Prost won ook al eerder in Monaco. Driemaal op rij zelfs, in 1984, 1985 en 1986. Alle keren voor McLaren. Bij McLaren heeft Prost leren rekenen. Niet naar losse races kijken, maar naar een heel seizoen. Prompt won hij driemaal in Monaco, en werd hij tweemaal wereldkampioen. Als donderdagmiddag de eerste trainingssessies voorbij zijn heeft Senna de snelste tijd laten noteren: 1.26,464. Prost staat tweede, op bijna twee seconden maar liefst. En Senna meldt doodleuk: “We komen nog niet snel genoeg uit de langzame bochten. Er valt nog wel wat te winnen.”

Samen wonnen ze 15 van de 16 races dat jaar, Alain Prost en Ayrton Senna. Foto: Motorsport Images

Trots
Vrijdag 13 mei 1988. Het is stil in Monaco, het Formule 1-volkje flaneert langs de haven, luncht bij Café de Paris en speculeert tot in de late uurtjes over de uitkomst van de wedstrijd van zondag. Prost of Senna, één van beide wint. Oud-coureurs en journalisten wegen de twee McLaren-tenoren tegen elkaar af. Senna is sneller. Prost is slimmer. Senna is adembenemend, altijd en overal rijdt hij de sterren van de hemel. Prost is evenwichtiger en alleen snel als het moet. Senna is bezeten.

Prost is sluw. Prost is kalmer, hij is al eens kampioen geweest. Senna is gretiger, om niet te zeggen: geobsedeerd. McLaren-teambaas Ron Dennis weet hoe het komt: er hijgt een hele natie in zijn nek. Senna weet dat hij de trots van miljoenen Brazilianen vertegenwoordigt. Die druk en zijn zuidelijk temperament maken hem zo anders dan Prost. Vanaf 1984 zou de winnaar in Monaco tien jaar lang Prost of Senna heten. Toen de Formule 1 in 1994 het theater van de snelheid weer aandeed, was Prost gestopt met racen en Senna dood.

(Tekst gaat verder onder de foto)

Foto: Motorsport Images

Waanzin
Zaterdag 14 mei. Bij de kwalificatie in Monaco, mijmert Gerhard Berger, komt alles samen. Het rijden, Monte Carlo, de doorslaande heisa, de show. De uitvoering is belangrijk. Zo vroeg mogelijk op het gas, de vangrails een beetje bijschaven en zo lekker mogelijk omlaag duiken naar de Tip-Top-bar. Op het beslissende moment denk je daar niet aan, noch aan de ingenieurs die later boos op de telemetrie aanwijzen waar je overal als een wilde doorheen bent gevlogen, maar toch, die hele opgeklopte waanzin is voorgeprogrammeerd – die zit in je buik. Ferrari-coureur Berger is op zaterdagmiddag best-of-the-rest, op meer dan tweeënhalve seconde van Senna… Ja, er is iets gebeurd.

In de eerste sessie rijdt Senna meteen 1.25,592. Er viel nog iets te winnen. Zelfs Prost is verbaasd. Hij komt niet onder de 1 minuut 26. Voor een supersnelle kwalificatieronde is een extra portie waanzin nodig, zeker in Monaco. Prost heeft dat niet meer. Senna wel. En toch, in de tweede sessie weet Prost hier en daar toch nog een paar tienden van zijn tijd af te schaven. Hij gaat zelfs onder de 1 minuut 26. Prompt rolt Senna weer naar buiten en laat 1.24,439 afdrukken. Iedereen staat perplex.

Natuurlijk is een twintigtal andere coureurs bezig de laatste tienden uit hun bolides te persen. En heus niet de minsten: Michele Alboreto, Nigel Mansell, Riccardo Patrese, Alessandro Nannini, Thierry Boutsen, Derek Warwick, en drievoudig wereldkampioen Nelson Piquet. Maar ze weten: dit weekend zijn zij slechts figuranten. In de McLarenpits geeft Senna te kennen dat hij nog een keer de baan op wil. Engineer Jo Ramirez vindt het onnodig: “Niemand kan die tijd van jou nog verbeteren!” Waarop Senna reageert: “Natuurlijk wel. Ik.” Even later rijdt hij de pits uit.

(Tekst gaat verder onder de foto)

Foto: Motorsport Images

Mystiek
Wat er daarna gebeurt heeft Senna pas veel later omschreven als een soort mystieke ervaring. “Ik ging sneller en sneller. De ene ronde na de andere, sneller, en sneller, en sneller. Op een gegeven moment was ik bijna twee seconden sneller dan iedereen, inclusief mijn teamgenoot in dezelfde auto. Toen besefte ik ineens dat ik de auto niet meer bewust bestuurde. Ik reed zo’n beetje op instinct, in een andere dimensie. Het was of ik in een tunnel reed, niet alleen de tunnel onder het hotel, het hele circuit leek een tunnel. Ik ging maar door en door en door.

Ik ging echt over de limiet, en nog vond ik tijd. Tot ik plots een schok voelde. Alsof ik wakker schrok en me realiseerde dat ik in een andere atmosfeer vertoefde dan normaal. Mijn eerste reactie was: gas terug, kalm aan. Ik reed terug naar de pits en ben er die middag niet meer uit geweest. Ik was bang, omdat ik wist dat ik mijn verstandelijke bewustzijn te buiten was gegaan.”

Dit soort uitspraken hebben veel bijgedragen aan de mythe, de mysterieuze magie van Senna. Ramirez doet het allemaal af als gebazel. “Hij kon gewoon nauwelijks geloven dat hij ‘Le Professeur’ had verslagen.” Daar lijkt het wel om te gaan. Niet voor niets noemt Senna even heel subtiel het tijdsverschil met zijn teamgenoot in dezelfde auto. Monaco was pas hun derde race samen in één team. Er was Senna alles aan gelegen om Prost te verslaan. En niet alleen hem te verslaan, maar om hem te vermorzelen. Zo, in elk geval, ziet Prost het zelf: “Je kon Ayrton niet vergelijken met een gewone coureur. Hij was totaal anders. Je besefte dat niet meteen. Ik weet niet meer op welke moment het precies was dat ik me realiseerde dat hij me niet alleen wilde verslaan, maar dat hij mij wilde vernietigen. Maar ik was niet bereid om te sterven in een raceauto.” Misschien was die kwalificatie op 14 mei wel de eerste keer dat Prost deze duistere kant van Senna vermoedde. Senna klokt 1.23,998. Prost moet uiteindelijk anderhalve seconde toegeven. Een eeuwigheid in Monaco.

(Tekst gaat verder onder de foto)

Foto: Motorsport Images

Blunder
Zondag 15 mei 1988. Op zondag echter worden de punten verdeeld. Prost beseft dat meer dan wie ook. Dat krijg je, wanneer je de wereldtitel een keer op een half punt hebt gemist. Bij de start is Senna echter het snelst weg. Prost kan de tweede versnelling niet vinden en ziet ook Berger vóór hem de bocht bij Ste. Dévote in duiken. Terwijl Senna er vandoor vliegt – na vijf ronden ligt hij al zevenenhalve seconden voor – zit Prost vast achter een Ferrari. Inhalen is zo goed als onmogelijk. Pas in de 54e ronde, op tweederde van de race, steekt Prost Berger voorbij. Senna ligt dan al 49 seconden voor, in gewonnen positie. Toch zet Prost nog een keer aan en haalt een paar seconden van Senna’s voorsprong af.

“Al heb je een kans van één op een miljoen, je moet het proberen”, vindt hij. Prost weet precies wat hij doet, hij probeert Senna nerveus te maken. En dat lukt. Senna reageert onmiddellijk en gooit er een schepje bovenop. Hij verbetert het ronderecord: 1.26,321. Op de pitmuur wordt Ron Dennis zenuwachtig. Straks gaat het nog mis. Over de boordradio maant hij Senna langzamer aan te doen. “Hij kan je nooit meer inhalen!” Maar langzamer rijden werkt niet. Senna raakt een vangrail. Hij geeft meteen weer vol gas. Het ritme en de concentratie zijn echter verstoord. En dan gaat het echt mis.

In de 67e ronde raakt Senna de stoeprand aan de binnenkant van de Portiersbocht. Door de klap wordt het stuur een moment uit zijn handen geslagen, de McLaren glijdt naar de buitenkant van de baan en schuift met de linkervoorkant tegen de vangrail. Het voorwiel en de ophanging breken af, de auto komt tot stilstand. Verslaggevers gillen het uit. Senna klimt uit zijn wagen en schudt de marshals, die snel ter plaatse zijn, van zich af. Boos wandelt hij weg. Omkijkend ziet hij Prost passeren, op weg naar de overwinning.

Senna keert niet terug naar de pits. Hij loopt in één keer door naar zijn appartement aan de Avenue Princesse Grace, niet ver bij Portiers vandaan. Hij weet dat hij een kolossale blunder heeft begaan en durft het team niet onder ogen te komen. Pas ’s avonds om een uur of negen krijgt Ramirez hem aan de telefoon. Senna is in tranen: “Ik ben de grootste idioot op aarde.”

(Tekst gaat verder onder de foto)

Foto: Motorsport Images

God
De weggegooide zege in Monaco is misschien wel de grootste misser in Senna’s carrière. Al heeft hij later herhaaldelijk trachten uit te leggen welke wijze lessen hij uit de crash getrokken heeft. “Het was de grootste stap in mijn leven, als coureur en als mens. Het bracht me dichter bij God. Dingen uit mijn loopbaan als coureur hebben mij gevormd. Ik maakte destijds een crisis door. Monaco was een dieptepunt, waardoor ik me van een heleboel dingen bewust werd. Het is moeilijk uit te leggen, het is iets heel gevoeligs. Het is iets unieks in het leven, iets dat je vasthoudt, dat je steunt als je het meest kwetsbaar bent. Het heeft een beter mens van mij gemaakt.”

Is Senna daar in Portiers werkelijk ingrijpend veranderd? In het weekend van Monaco 1988 lijkt hij tot tweemaal toe de controle te verliezen door zijn eigen intensiteit. Blijkbaar overkomt hem dat vaker: “Soms denk ik dat ik weet waarom ik dingen doe zoals ik ze doe in de auto. Maar soms ook niet. Er zijn momenten waarop slechts een natuurlijk instinct in mij werkzaam lijkt. Dat zit in me en het neemt de controle over met een enorme intensiteit. Als ik tegen de klok rijd of tegen mijn tegenstanders, geeft het gevoel van verwachting om mijn stinkende best te doen en de beste te zijn me een kracht die me helemaal losmaakt van al het andere.’

De wil om altijd de beste te zijn bracht Senna buiten zichzelf. Dat maakte hem tot een buitengewone, intense coureur, maar het maakte hem ook hypergevoelig en kwetsbaar. Tegen de klok is dat nog vol te houden – de tijd en het circuit doen doorgaans geen gekke dingen. Vandaar de vele polepositions. Maar je tegenstanders zijn ook mensen, die soms onvoorspelbare dingen doen, lastige dingen, geniepige dingen die je zomaar uit je evenwicht kunnen brengen. Intensiteit kan niet zonder kwetsbaarheid. Ook na Monaco 1988 bleef Senna zeer gevoelig voor de kleinste speldenprikken van zijn tegenstanders. Natuurlijk vooral van Prost, maar ook van Mansell, en later van Eddie Irvine, van FISA-voorzitter Balestre en ten slotte van Michael Schumacher en het Benetton-team.