Ze rijden in de weg, ze rijden je van de weg, brengen anderen in gevaar met hun rijgedrag, nemen geen blad voor de mond en geen gas terug, en ondertussen schrijven ze heel wat auto’s af. Ze zijn vaak figurant, soms winnaar en zelden kampioen. Ze zijn van alle tijden, ook van nu. Zij zijn de Bad Boys van de F1. Vandaag in onze serie Bad Boys in de Formule 1: Vittorio Brambilla.
De aanblik van de kenmerkende oranje March in de spiegels zorgt er in de jaren zeventig voor dat menig coureur voor de zekerheid maar een duidelijk gat vrijlaat bij het aanremmen voor een bocht. Weet je in elk geval zeker dat Vittorio Brambilla erlangs komt. Doe je dat niet, dan zorgt Brambilla er wel voor dat hij er toch langs komt.
Althans een beetje, want meestal eindigt zo’n actie met twee verfrommelde Formule 1-auto’s. Brambilla is bij uitstek een coureur waar je liever achter dan voor rijdt. Maar het beste nog blijf je helemaal bij de ‘Gorilla van Monza’ uit de buurt.
Brambilla wint – en crasht na de finish
Na zijn succesvolle seizoen 1975, waarin hij zijn enige Grand Prix-zege boekt – en na de finish crasht! – moet Brambilla het met almaar minder materiaal stellen. In zijn ijver om toch snel te zijn, ontstaan er steeds meer ongelukken. Het ernstigste daarvan is trouwens niet zijn schuld, wel wordt hij er bijna het belangrijkste slachtoffer van.
Na het startongeluk bij de race in Monza 1978 gaat aanvankelijk de meeste zorg uit naar Brambilla. Niet eens zozeer naar Ronnie Peterson, die later aan de gevolgen van de crash overlijdt. Brambilla heeft een afgebroken wiel tegen het hoofd gekregen en is enige tijd bewusteloos. Maar de Italiaan herstelt volledig en keert kortstondig terug bij Alfa Romeo. Waar hij vrolijk verdergaat met brokken maken.
De ‘Gorilla van Monza’ stierf in 2001 aan een hartaanval toen hij in zijn tuin aan het werk was.
NU digitaal te bestellen (met gratis bezorging in Nederland!): de nieuwste editie van FORMULE 1 Magazine!