Het team van Lotus heeft een spiksplinternieuwe simulator in gebruik genomen op haar fabriek in Enstone, maar kopman Kimi Räikkönen verwacht er niet al te veel aan te hebben. Hij gelooft namelijk niet zo in het nut van simulatoren, waarover de meningen sowieso verdeeld zijn en uiteenlopen van ‘een toegevoegde waarde’ tot ‘zoveel heb je er niet aan’.

“Ik ben eigenlijk nooit een grote fan van simulatoren geweest”, zegt Räikkönen tegen ESPNF1. “Rijden in een simulator is namelijk heel anders dan de werkelijkheid van het rijden op een circuit”, stelt de Fin. “We kunnen met de nieuwe simulator vast van alles testen en doen om circuits te leren kennen enzo, maar ik denk eigenlijk niet dat het een enorme impact op ons prestatieniveau gaat hebben.”

Räikkönen maakt daarnaast nog wel wat positieve opmerkingen over de goede sfeer en teamgeest binnen het team van Lotus en over hoe hij verwacht dat dit ervoor zal zorgen dat het team volgend jaar een stap vooruit kan zetten, maar om bij het onderwerp van simulatoren te blijven: de meningen zijn er zoals gezegd over verdeeld, en dat is ook binnen de formatie uit Enstone het geval.

Räikkönens teamgenoot Romain Grosjean gelooft namelijk wél dat de digitale raceomgevingen van grote toegevoegde waarde kunnen zijn: “Als je simulator goed werkt en deze gesynchroniseerd is met de bolide, zodat de afstellingen gelijk zijn en hetgeen je virtueel test overeenkomt met de praktijk, dan kan het absoluut helpen om onderdelen te testen.”

Derde auto
Ook voormalig Formule 1-coureur Christian Klien, die afgelopen seizoen tijdens veel raceweekends als ‘simulator-coureur’ op de fabriek in Grove aan het werk was voor het team van Williams, denkt dat een simulator een belangrijke bijdrage kan leveren. “Je kunt het echt niet vergelijken met een computerspelletje”, schrijft hij in zijn column voor Pitpass, om zo gelijk een vaak gehoorde misvatting uit de weg te ruimen.

“De simulators die de grotere teams gebruiken, waaronder ook Williams, zijn namelijk ontzettend realistisch. Ze hebben enorme schermen die je helemaal ‘in’ de simulatie doen opgaan en je rijdt er rondetijden mee die binnen een tiende van de werkelijkheid zitten”, zo legt hij uit.

“Ze zijn daardoor niet alleen van grote waarde voor jonge coureurs om circuits mee te leren kennen, maar ze zijn ook tijdens Grand Prix-weekends erg nuttig voor de teams zelf. Op de vrijdag voor een race hebben de grotere teams doorgaans namelijk een coureur in hun simulator zitten die een volledig testprogramma afwerkt en daarnaast ook nog in de simulator het testwerk doet waar de coureurs op het circuit niet aan toe zijn gekomen. Wat dat betreft is het op zo’n dag net alsof je met drie auto’s tijdens de vrije trainingen aan het testen bent”, stelt Klien, die verder aangeeft dat veel coureurs de simulatoren ’s winters gebruiken om ‘mentaal fit’ te geraken en zich voor te bereiden op de wintertests en het seizoen.

Virtueel wagenziek
Wie dat (in ieder geval de laatste jaren) waarschijnlijk niet veel heeft gedaan en ook openlijk geen grote fan was van simulatoren, is de net weer met pensioen gegane Michael Schumacher.

De Duitser werd ‘van tijd tot tijd’ namelijk misselijk van de verouderde simulator waar zijn team Mercedes gebruik van maakte, zo maakte de renstal gedurende het seizoen 2011 bekend.

Schumacher zelf vond het missen van tijd in de simulator echter geen groot probleem. “Zo heel veel heb je er namelijk toch niet aan”, verklaarde hij destijds in gesprek met de Daily Telegraph. “Voor ons als coureurs dient een simulator vooral om een nieuwe baan te leren kennen, maar ik heb daar nooit veel moeite mee gehad en zie het grote voordeel er dus niet van in”, stelde de coureur die verder nog aangaf dat ‘slechts een paar teams een simulator hebben die zo geavanceerd is dat hij echt nuttig is, maar het merendeel daarvan er alsnog amper gebruik van maakt’.

Technische waarde
Een renstal die wel veel met haar – zeer geavanceerde – simulator doet, is McLaren. “Wij gebruiken onze simulator niet alleen om onze coureurs bekend te maken met een circuit, maar ook om daadwerkelijk ontwikkelingswerk te doen aan de auto”, verklaart Geoff McGrath van McLaren tegenover Motorsport-Total.

“De simulator helpt ons onze auto naar de wensen van de coureur te vormen, terwijl we daarnaast allerlei scenarios kunnen invoeren om te oefenen”, vertelt McGrath. “Tevens is het mogelijk om een al verreden race helemaal na te bootsen in de simulator, hetgeen ook erg leerzaam kan zijn.”

“Oefenen in de simulator helpt daarnaast om de cognitieve vaardigheden van onze coureurs te verbeteren, aangezien ook het stuurwiel van de simulator behoorlijk ingewikkeld is om te bedienen, dus het is zeker nuttig dat de coureurs daarmee trainen”, vertelt McGrath, die verwacht dat ‘simulatoren in de toekomst een nog grotere rol gaan spelen’.

Ook bij het team van Williams ziet men – zoals ook wel blijkt uit de aanstelling van Klien van afgelopen jaar – veel nut in het simulatorwerk. “Door het werk in de simulator kunnen we de auto verder ontwikkelen. In theorie heeft elk verandering die we in de simulator aan de virtuele auto maken, precies dezelfde uitwerking op de echte bolide waarmee we op het circuit racen. Daardoor kunnen we tijdens een weekend zaken zoals de ophanging, aandrijving en de aerodynamica beter evalueren en veranderen, wat zomaar een paar gridplaatsen kan schelen”, aldus senior operations engineer Dominic Harlow tegenover CNN.