In het kader van 25 jaar FORMULE 1 stoffen we ons archief af op zoek naar vergeten pareltjes. Tien jaar geleden was er de vaste rubriek ‘Die ene keer’, een coureur keek terug op één bijzondere race en vertelde zijn verhaal. Jean Alesi bood aan eens niet te praten over zijn enige Formule 1-overwinning maar over zijn debuut. “Die race is nog specialer dan mijn overwinning.”

Door Linda van der Heide

“In 1988 reed ik Formule 3000 voor het team van Oreca. Door allerlei problemen binnen die renstal liep dat seizoen uit op een drama. Ik vreesde voor mijn carrière, maar gelukkig wilde Eddie Jordan me nog een kans geven in zijn Formule 3000-team. Daar kon ik in 1989 laten zien wat ik waard was, waardoor ik weer begon te geloven in een toekomst in de Formule 1. Maar dat ik nog datzelfde seizoen mijn debuut zou maken, had ik nooit verwacht.”

“Bij Tyrrell was er onenigheid ontstaan tussen coureur Michele Alboreto en teambaas Ken Tyrrell. Rond de Grand Prix van Frankrijk was de ruzie zo hoog opgelopen, dat Tyrrell de Italiaan de laan uit stuurde. Vervolgens vroeg de renstal mij om in te vallen. Dat ze uitgerekend mij vroegen, had te maken met mijn sponsor, sigarettenmerk Camel, die ook het Formule 1-team van Tyrell sponsorde.”

Lees ook: Flashback ’95: zo droomde Zandvoort in 1995 van een Nederlandse Grand Prix

Een piepjonge Jean Alesi in 1989.

‘Opeens naast Senna, Mansell, Prost en Piquet’
“Ik herinner me nog goed dat ik gebeld werd met de mededeling: volgend weekend race jij op Paul Ricard. Ik was met stomheid geslagen. Geweldig. Ik had nog nooit in een Formule 1-auto gereden, sterker nog: ik had nog nooit een Grand Prix bezocht. Ik vond het vreselijk spannend. Ik ben direct naar Engeland gegaan om in de fabriek een stoeltje op maat te laten maken. Dat was ook de eerste keer dat ik de engineers ontmoette en de auto zag. Het was de maandag voor de Grand Prix, echt tijd om aan het idee te wennen, had ik dus niet. Ik heb niets veranderd aan de zitpositie in de auto – ik zat best goed, bovendien was ik te verlegen om te vragen om aanpassingen.”

“Voor ik het wist, reed ik dus opeens tussen grote namen als Senna, Mansell, Prost en Piquet. Als een klein jongetje keek ik tegen ze op. Maar omdat niemand mij kende, kon ik na afloop van de sessies rustig bij auto’s van de concurrentie kijken. Ik genoot met volle teugen, hoewel de kwalificatie niet fantastisch verliep. Ik kwam niet verder dan de zestiende startplaats. Voor een debutant niet verkeerd, maar omdat mijn teamgenoot Jonathan Palmer zich als negende had gekwalificeerd, baalde ik enorm. Ik besloot er maar het beste van te maken.”

Lees ook: Flashback ’95: Ietwat voorbarige conclusies na snelle testtijden Jos Verstappen in Estoril

‘Ik lag tweede!’
“Bij de start waren er al meteen problemen. Mauricio Gugelmin, een Braziliaan, knalde met zijn March vol op de Williams’ van Thierry Boutsen en Nigel Mansell en vloog zo de lucht in. Hij kwam al stuiterend terecht tussen de koplopers, waardoor de race werd afgevlagd. Gelukkig was niemand gewond geraakt en kon de race snel worden hervat. Bij de herstart ging alles wel goed en na de eerste ronde lag ik al negende. Langzaam maar zeker baande ik me een weg naar voren. Niet omdat iedereen uitviel, maar gewoon door mensen in te halen. Mijn auto was ongelooflijk goed. En voordat ik het in de gaten had, lag ik tweede. Toen ik mijn pitbord zag, kon ik het niet geloven. Ik dacht dat er een fout gemaakt was, dat het niet voor mij was bedoeld.”

De Fransman lag tot zijn eigen verbazing even tweede. En dat tijdens zijn debuut in Frankrijk.

“Helaas kon ik die positie niet vasthouden. Ik moest uiteindelijk een pitstop maken voor nieuwe banden. Als ik dat niet had gedaan, zou ik veel meer posities hebben verloren. Nu passeerden alleen Nigel Mansell en Riccardo Patrese me en werd ik in mijn debuutrace vierde. Het was een ontzettend goed resultaat, maar desondanks voelde ik me niet echt in een feeststemming. Ik had immers een contract voor maar één race en na deze geweldige ervaring wilde ik natuurlijk meer.”

“Totaal onverwacht kreeg ik mijn kans. Na de Grand Prix kwam Ken Tyrrell naar me toe en zei: ‘Verroer je niet, praat niet met andere teambazen, maar blijf bij ons’. Ik was overdonderd. Ken Tyrrell had de deur opengezet en bood me een contract aan voor twee jaar. Ik wilde meteen tekenen, maar mijn manager, Eddie Jordan, zei: ‘Doe het niet. Teken niet voor twee jaar, maar maak een contract waarin je je per race vastlegt’. Eddie had veel vertrouwen in mij en geloofde dat er op die manier financieel veel meer uit te halen was. Maar ik wilde zekerheid.”

Lees ook: Flashback ’11: De wereldwijde doorbraak van Helmut Marko als talentspotter


Terloops Formule 3000 ook nog even gewonnen

“Uiteindelijk besloot ik om verder te gaan met Tyrrell. Maar terwijl ik voor die renstal in de Formule 1 reed, maakte ik ook mijn Formule 3000-seizoen voor Jordan af. Het was zwaar om elk weekend te moeten racen, maar één race voor het einde van het seizoen werd ik Formule 3000-kampioen. En daar was het me natuurlijk om te doen. Ik wilde per se die titel, anders was al het harde werk van eerder dat jaar voor niets geweest.”

“Ik wilde het seizoen erna natuurlijk graag Formule 1 rijden, maar was nog niet zo bedreven in het onderhandelen. Ik kwam eigenlijk nog maar net kijken en wist nog niet goed hoe ik de zaken moest aanpakken. Op dat moment kon ik natuurlijk niet weten dat ik uiteindelijk veertien jaar lang in de Formule 1 zou rijden. Dat was een geweldige tijd, met veel mooie momenten.”

Debuut boven winst
De meeste mensen denken dat mijn zege in Canada het mooiste moment uit mijn carrière is, maar zelf bewaar ik mooiere herinneringen aan mijn debuutrace. Want die heeft uiteindelijk alles mogelijk gemaakt dat ik daarna heb mogen doen. Daarom is die Grand Prix voor mij nog gedenkwaardiger dan mijn enige overwinning.”