Het team van Haas gaat niet in beroep tegen de beslissing van de FIA om Haas’ protest tegen Force India te verwerpen. Haas tekende afgelopen weekend in Abu Dhabi bezwaar aan tegen de status van Force India als constructeur.

Haas zette daarbij vraagtekens bij het feit of het huidige Force India – dat sinds de overname door Lawrence Stroll afgelopen zomer officieel in de boeken staat als Racing Point Force India – het eigendomsrecht op de VJM11-bolides wel zou houden.

Haas stelde dat de VJM11 door het ‘vorige’, failliet gegane, Force India was ontworpen en geconstrueerd en zodoende geen intellectueel eigendom van Racing Point Force India. De FIA verwierp het protest met de mededeling dat de renstal van Lawrence Stroll door hoe het juridisch is ingekleed officieel een nieuwe constructeur is.

Haas heeft daar vrede mee, waarbij het feit dat Racing Point Force India als ‘nieuw team’ is aangeduid door de FIA mogelijk nog een staartje krijgt. Wat Haas namelijk vooral dwars zit, is dat Racing Point Force India als ‘nieuwe’ renstal nog altijd aanspraak kan maken op de tientallen miljoenen aan deelnamegeld die (het eerdere) Force India heeft verdiend.

Dat zit zo: een team dat in twee van de afgelopen drie seizoenen in de top tien eindigt bij de constructeurs, krijgt zo’n dertig miljoen euro per jaar uitbetaald vanuit de Formule 1, door eigenaar Liberty Media. Haas heeft dat als nieuw team – het debuteerde in 2016 – in 2016 en 2017 niet gekregen, maar het ‘nieuwe’ Force India ontvangt dat nu dus wél gelijk.

Mogelijk kan Haas de uitspraak van de FIA in deze zaak dus gebruiken om een nieuwe procedure te beginnen om alsnog aanspraak te maken op dit deelnamegeld – dat over twee seizoenen dus wel eens op zestig miljoen euro kan uitkomen. In die zin heeft de zaak, hoewel deze verworpen is, wellicht toch vruchten afgeworpen voor Haas.