Kamui Kobayashi verscheen op vrijdagmiddag in Austin in de paddock. Met een lach op zijn gezicht, want zo is hij. De Japanner weet altijd het positieve ervan in te zien, zelfs als de situatie duidelijk ‘shit’ is.

En zo stel ik het ook: “Wat een shit jaar heb jij!” De laatste keer dat ik Kobayashi uitgebreid sprak, was in Canada. Toen was de situatie ook al niet echt florissant te noemen. De Caterham was immers niet vooruit te branden. Maar daarna zou hij veel grotere zorgen aan zijn hoofd hebben. Namelijk of hij wel zou racen of niet. In België werd hij immers door Christijan Albers – destijds teambaas van Caterham – aan de kant geschoven ter faveure van André Lotterer. Daarna werd vervolgens per race bekeken of Kobayashi zou racen of niet.

Dacht hij daarmee het dieptepunt bereikt te hebben, het gesteggel om wie nou wel of niet de eigenaar is van Caterham heeft er voor gezorgd dat het team niet eens in aanwezig is in Austin. Daarom mijn stelling: wat een shitjaar. Maar Kobayshi ziet het anders. “Leuk is anders, maar shit is het niet. Ik heb veel van dit jaar geleerd. Het racen met deze ‘nieuwe’ auto’s is heel waardevol met het oog op volgend jaar. Ik heb die kennis nu in huis en dat niemand me meer af.”

Kobayashi is in Austin om zijn gezicht te laten zien. Hij heeft geen concrete afspraken met teams. Maar hij wil met zijn aanwezigheid laten zien, toegewijd te zijn. Hij wil immers racen volgend jaar. Of dat dit seizoen er nog van komt, weet hij niet. “Misschien in Abu Dhabi, maar Brazilië komt te vroeg.”

Hij verbaast zich over de gang van zaken bij Caterham, maar wil er niet al te veel woorden aan vuil maken. Tegelijkertijd verbaast hij zich erover dat de Formule 1 het toe laat dat er twee teams op omvallen staan. En tegelijkertijd verbaast hij zich nergens meer over. “Formule 1 is een harde wereld. Maar het wordt er niet beter op als ik ga huilen om de situatie waar ik in zit. Het is niet anders. Ik heb het te accepteren en moet verder.”

Dat het niet makkelijk zal worden om een stoeltje te vinden voor 2015 realiseert hij zich. Sponsors heeft hij nog steeds niet of nauwelijks. Opboksen tegen de Felipe Nasrs van deze wereld – die naar verluidt 24 miljoen dollar in de aanbieding hebben – kan hij niet. En wil hij ook niet. “Ik heb een droom. Ik wil racen in de Formule 1. Ik wil dat op basis van mijn talent doen en niet vanwege het sponsorgeld. Ik wil aan de jeugd en opkomende coureurs laten zien, dat geld niet zaligmakend is.”

Het zou zo mooi zijn als hij daarin slaagt, maar ik vrees dat het bij een droom zal blijven.