Caterham-coureur Marcus Ericsson is zich er van bewust dat hij nodig kilometers moet maken tijdens de komende testweken in Bahrein, alvorens straks in maart zijn Formule 1-debuut te maken.

Ericsson kwam tijdens de eerste testweek, in Jerez, slechts tot twaalf rondjes. “Hoewel we al wisten dat de test in Jerez niet makkelijk zou worden, liep het minder goed dan we hadden gedacht”, erkent Ericsson – wiens team Caterham met elektronische- en motorproblemen kampte – in gesprek met Autosport.

“Ik heb wel aan alle systemen en de procedures in de pit enzo kunnen wennen, wat best nuttig was, maar we hadden we natuurlijk liever meer kilometers gemaakt”, zo geeft hij toe.

“Ik hoop dan ook dat ik in Bahrein een stuk meer kan rijden, zodat ik aan de auto en de manier van rijden kan wennen”, vervolgt de Zweed, die de laatste jaren in de GP2 heeft geracet. “Het zou erg fijn zijn als grote problemen dit keer achterwege blijven, zodat we kilometers kunnen maken met de auto en ik persoonlijk ervaring kan opdoen voordat we naar Australië gaan voor de seizoensopener.”

Debutantenbal
Van de drie aanstaande debutanten – behalve Ericsson rijden ook McLaren-coureur Kevin Magnussen en Toro Rosso’s Daniil Kvyat straks in Melbourne hun eerste race – heeft Ericsson de minste recente en relevante Formule 1-ervaring.

Magnussen kwam in Jerez namelijk tot 717 testkilometers, terwijl hij eerder over 2012 en 2013 samen meer dan duizend kilometer testte voor McLaren. Kvyat reed in Jerez minder dan Ericsson – voor hem bleef de kilometerteller op veertig staan – maar hij werkte in 2013 twee vrijdagtrainingen, één rookietestdag en (meer dan) driehonderd kilometer af om een superlicentie in de wacht te slepen.

Ericssons laatste Formule 1-kilometers alvorens hij in Jerez bij Caterham instapte dateerden daarentegen uit 2009, toen hij drie dagen voor Brawn GP mocht testen. Achter het stuur van de kampioenschapsbolide kwam hij toen tot 602 kilometer, maar de Formule 1 is sindsdien veel veranderd.