Robin Frijns komt niet uit een autosportfamilie en een rijke vader had hij ook niet om een racecarrière mee op te bouwen. Toch schopte hij het tot professioneel coureur. Maar zoiets kan tegenwoordig bijna niet meer. Wat zou hij doen als vader en houden talenten wel toegang tot de autosport?

Hij werkte hard. Hij werkte veel. Had een eigen bedrijf in staalconstructie, maakte dagen van tien tot wel twaalf uur. Een harde werker. Ik heb het over mijn vader.

Met autosport had hij niet zoveel. En bakken met geld om in mijn autosportcarrière te steken waren er ook niet. Dat geeft niet, integendeel: het is bijzonder dat we het toch zover hebben kunnen schoppen dat ik professioneel coureur werd en ben.

Maar steeds vaker denk ik: is dat nog wel mogelijk voor anderen? Ik maak me zorgen over waar het naartoe gaat met de autosport, over pakweg tien jaar. Het is nu al zo duur geworden, straks is het alleen nog voor een kleine groep bereikbaar, vrees ik wel eens… Zelfs nu sneuvelen al carrières van jonge talenten, puur doordat het zo kostbaar is geworden om te racen.

Ook voor karting zijn grote bedragen nodig

Dan heb ik het nog niet eens over Formule 1. Zelfs in de Formule 2 en 3 is het al amper nog te betalen, miljoenen en tonnen zijn waar je over spreekt, ook voor karting zijn grote bedragen nodig. Ik weet hoe moeilijk het kan zijn, hoe duur het kan zijn; in ‘mijn tijd’ al. En dat geeft écht te denken voor de toekomst van de autosport.

Mijn vader, mijn familie; we hadden geen grote budgetten om mee rond te rijden. Ik belandde ook per toeval in de autosport, via een vriend van mijn vader. We hadden zelf geen slecht leven, hoor, begrijp me goed. Gingen op vakantie, hadden niks te klagen. Maar geld betalen voor racestoeltjes, nee, dat zat er niet in.

Ik moest het hebben van sponsoring, van kansen van teams. Zo mocht ik testen in de F3 voor Prema, maar een zitje was niet te betalen. Later belandde ik als kampioen van Formule BMW in de Formule Renault 2.0 en de kampioen daarvan kreeg een half miljoen euro aan prijzengeld om te gebruiken voor een plek in de toenmalige Formule Renault 3.5 Series. Maar we wisten: geen kampioen worden, dan voor mij einde loopbaan.

Alles kwam uiteindelijk goed, ik werd testcoureur bij Sauber in de Formule 1, maar geld voor een vaste plek in de GP2 – de huidige Formule 2 – was er niet. Gelukkig kon ik een paar wedstrijden rijden, dat wel. Maar omdat ik verder weinig te doen had, ben ik in de kartsport toen jonge gasten gaan begeleiden.

Het opende mijn ogen, ik vond ik leuk, al was ik zelf ook nog maar 22 jaar. Ik vond het mooi om die talenten te zien groeien, stelde vragen die ze dan zelf moesten zien te beantwoorden op de baan. Zo word je beter, niet door zoveel mogelijk geld.

En als ik een kind heb dat de autosport in wil? Het hoeft niet zo nodig van mij, maar dan zou ik zeker wel helpen de droom proberen waar te maken. Ik zie het bij collega-coureur Nico Müller, een vriend van mij. Zijn zoontje Fynn is een jaar of vijf, zes. Rijdt ook in een kart. Met een helm die bijna groter is dan hij zelf. Eerlijk is eerlijk: dat ziet er dan ook wel weer heel erg schattig uit, daar kan geen geld tegenop. Prachtig om te zien!

Deze column verscheen in een eerder nummer van FORMULE 1 Magazine.

Lees hier alles over GP Oostenrijk


De nieuwe Classic Special van FORMULE 1 MAGAZINE is uit! Haal ‘m nu in de winkel of bestel hieronder online, met gratis bezorging in heel Nederland.