In ‘Die ene keer’ blikken coureurs terug op dat ene speciale moment uit hun carrière. Deze keer: Jos Verstappen, die in tien jaar Formule 1 twee keer als derde finishte, maar slechts één keer het podium mocht beklimmen. In 1994 stond hij samen met Benetton-teamgenoot Michael Schumacher op het podium. Met dank aan Ross Brawn.

“Het was zo’n vreemd seizoen, dat ik totaal niet bezig was met zeges of podiums. Die winter had ik een testcontract getekend met Benetton. Een jaar later, in 1995, zou ik eigenlijk pas mijn eerste races gaan rijden, maar dat veranderde doordat JJ Lehto tijdens een test in het voorjaar zwaar crashte. Hij was niet in staat om te racen, waardoor ik als derde rijder de aangewezen man was in te vallen.”

“Uiteindelijk reed ik dus de eerste twee races van het seizoen, waarbij de eerste in Brazilië door veel mensen niet snel vergeten zal worden. Ik probeerde de stilgevallen Martin Brundle te ontwijken waarbij ik gelanceerd werd door Eddie Irvine, met een grote crash als gevolg. Niet echt lekker om zo te debuteren natuurlijk. Ik reed vervolgens ook nog de Pacific Grand Prix, maar moest daarna alweer plaats maken voor Lehto.”

“Natuurlijk was dat balen, maar dat was nu eenmaal de afspraak. Omdat de prestaties van Lehto echter tegenvielen, mocht ik in Frankrijk weer instappen. Met het hoe en waarom bemoeide ik me niet. In die periode kwam Benetton ook regelmatig in opspraak. Er was het één en ander te doen rond illegale software en later bleek ook dat er gerommeld was met het tanksysteem dat in Hockenheim die steekvlam veroorzaakte. Ik was nieuw, dus mij werd niets verteld en ik vroeg er ook niet naar. Ik was eigenlijk alleen maar bezig met overleven.”

“En dan bedoel ik overleven niet letterlijk. Aan die vuurzee op Hockenheim heb ik nauwelijks brandwonden overgehouden, maar het leverde me wel veel publiciteit op. Voor een beginnend coureur is dat alleen maar goed. Het versterkte tevens mijn positie bij het team. De brand was immers hun schuld, waardoor ze me niet zomaar aan de kant konden schuiven. In Hongarije dacht ik ook alleen maar aan finishen en een goede race rijden in de hoop dat ik nog langer in de auto mocht rijden. Maar de derde plaats had ik nooit verwacht.”

Verstappen op het podium met Schumacher.

“Ik startte als twaalfde, maar lag al gauw zesde. Ja, starts lagen me altijd wel. Vervolgens kreeg de één na de ander problemen. Jean Alesi kreeg met nog een paar ronden te gaan problemen met zijn motor en viel uit, terwijl David Coulthard vervolgens over diens olie spinde waardoor ik opeens op de vierde plaats lag. En toen stond opeens Martin Brundle stil. Het was de laatste ronde, hij had ook een motorprobleem. Ik zie hem nog zo staan. Ik weet nog dat ik op dat moment niet zeker wist of ik nou vierde of derde lag. Daar kwam ik pas na de finish achter.”

“Ik had nog nooit eerder op de Hungaroring geracet en ik kan me nog herinneren dat ik het fysiek erg zwaar had. Ik was zo blij dat de race erop zat dat mijn klassering me in eerste instantie weinig kon schelen. Ik was gebroken. Maar bij het binnenrijden van het parc fermé stonden Michael Schumacher en Flavio Briatore me op te wachten, dolblij.”

“Ross Brawn is de man aan wie ik die podiumplaats te danken had. Hij was het die Michael Schumacher instrueerde mij één ronde voor de finish voorbij te laten – zodoende reed ik niet langer op een ronde achterstand. Als ze dat niet hadden gedaan, was ik gewoon als vierde geëindigd. Nu kwam Michael over de finish en moesten Brundle en ik nog een ronde. Op het moment zelf was ik er niet blij mee, ik was immers doodmoe, pas later begreep ik de achterliggende reden. Het team vermoedde al dat Brundle problemen had.”

“Het was leuk dat Michael en Flavio me op stonden te wachten. Die derde plaats kwam het team natuurlijk goed van pas. Ze wilden graag wereldkampioen worden, maar dat word je natuurlijk niet als je elke twee, drie races van rijder wisselt. Niet dat ik dat tegen ze gezegd heb – ik kwam net kijken. Dat was ook wel duidelijk toen ik de auto uitstapte, ik ging wankelend naar het podium. Op de foto’s zie je ook wel hoe kapot ik was. Dat lag deels aan mijn niet al te optimale fitheid en de hitte, maar ook aan de auto. Die Benetton was absoluut niet mijn favoriet. Ik kon er gewoon niet mee op de limiet rijden. Nu heb ik normaal geen probleem met overstuur, maar ik kreeg het niet voor elkaar om die auto normaal te besturen.”

Verstappen met Benetton-teambaas Briatore.

“Op veel steun van het team hoefde ik niet te rekenen, dat heeft Johnny Herbert later ook gezegd. Alles stond in het teken van Michael Schumacher. Desondanks was ik allang blij dat ik kon racen. Het enige dat ik na die derde plaats in Hongarije dan ook dacht, was: hopelijk is dit genoeg om het team te overtuigen mij aan te houden. Jammer genoeg was dat niet het geval.”

“Terugkijkend zie ik dat podium niet als het mooiste moment in mijn carrière. Dat moet denk ik nog komen. Maar op dat moment zelf was het wel een verademing. Zeker omdat het allemaal niet zo lekker ging. Maar het is niet zo dat ik er nog met regelmaat aan terugdenk – het was namelijk zeker niet de beste race die ik heb gereden.”

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Formule 1 nr.6, 2010.