In de kwalificatie zette Marcus Ericsson zijn Caterham neer op een keurige zeventiende plaats (zestiende op de grid), maar in de race kon de Zweed met een laatste plaats geen potten breken.

Daar leek het in de openingsfase nog niet op, toen Ericsson een tijdje op de vijftiende plek rondreed. Tot zijn eerste pitstop wist hij zowel Adrian Sutil als Pastor Maldonado achter zich te houden. “Mijn eerste stint was goed, ik kon zonder problemen bij de Sauber en de Lotus wegrijden. Helaas kon ik in mijn tweede stint de medium-banden niet goed in bedrijf krijgen”, zegt Ericsson na afloop.

De banden presteerden zelfs zo slecht, dat het team besloot om Ericsson binnen te roepen voor een tweede bandenwissel. Daarmee viel de debutant terug naar de laatste plaats, waar hij niet meer vanaf wist te komen. “Ik ben wel een beetje teleurgesteld. De eerste stint ging zo lekker, er had meer ingezeten.” Ericsson besluit positief: “We hebben laten zien dat we met Lotus en Sauber kunnen vechten. Ik verheug me op de volgende drie races.”

Kobayashi

Op het moment dat Ericsson op zijn halsstarrige banden de pits binnenreed, stond daar al de auto van Kamui Kobayashi. De race van de Japanner zat er al na eenentwintig ronden op. Hij kreeg over de radio plotseling te horen dat hij naar binnen moest komen. “Ik dacht dat het om een normale pitstop ging, maar het was einde verhaal. Ik was erdoor verrast, en ik had aanvankelijk geen idee waarom.” Boosdoener bleken de oververhitte remmen van Kobayashi’s CT-05 te zijn. “Het was een teleurstellende zondag, vervelend om het weekend zo te eindigen. Maar meer kon ik niet doen.”