Er is geen ontkomen aan in Bakoe, metropool aan de Kaspische Zee. Circus Formule 1 is in de stad. Op de fonkelnieuwe en oogverblindend mooie luchthaven Heydar Aliyev, vernoemd naar de almachtige derde president van de republiek, wuiven posters en vanen van de Grand Prix je tegemoet. Onderweg naar de stad, een ritje van 25 minuten, doen grote lichtreclames het dunnetjes over. Ik zag bij een rotonde zelfs een felverlichte F1-auto ronddraaien.

Hoewel soms anders wordt beweerd en het vorig jaar ook niet uit het toeschouwersaantal (18.000) bleek, is de lokale bevolking opgewonden dat de Formule 1 weer in Bakoe is geland. Het is niet alleen maar een prestigeproject van het heersende regime. Een student die op het vliegveld journalisten opvangt en wegwijs maakt (vrijwillig, zei hij), vertelde me dat hij vooral trots is. Want Bakoe is volgens hem een stad van ongekende schoonheid, die je eens gezien moet hebben. Oud en nieuw zijn er inderdaad stijlvol in elkaar gevlochten, daar heeft hij een punt.

Bij de Grand Prix werken honderden vrijwilligers. Veel studenten, die de Engelse taal beheersen en nieuwsgierig zijn naar verhalen van de buitenlandse gasten. Ik merkte het diep in de woensdagnacht, toen ik na een reis van 16 uur (van deur tot deur) eindelijk mijn hotel had bereikt. De jongedame achter de balie heette me hartelijk welkom en vroeg meteen of ik soms voor de Formule 1 in Bakoe was. “En bij welk team hoort u?”

Ze was enigszins teleurgesteld toen ik vertelde voor een tijdschrift te werken. Vervolgens kwam het gesprek via een omweg op haar. Met gepaste trots zei ze vanaf morgen ook vier dagen op het circuit te zullen zijn. “Goh, hoezo?” Ze zette haar grootste glimlach op en vertelde dat ze marshal is. “Ik zit in bocht 13, bedien daar de vlaggen op de elektrische lichtborden.”

Daar neemt ze met alle plezier vrije dagen voor op. Misschien wordt het nog wel wat met die Azerbeidzjaanse GP.