In The Roaring Sixties grijpen Britse coureurs de macht in de Formule 1 met zes wereldtitels, verdeeld over vier coureurs. Keiharde kerels met uiteenlopende karakters, maar met één gemene deler: hun onbegrensde passie voor autosport. Met vandaag een portret van: Jackie Stewart.
In de jaren zestig van de twintigste eeuw klinkt steeds vaker het Britse volkslied na een Grand Prix. Lange tijd hebben Alfa, Ferrari en Maserati de dienst uitgemaakt in de Formule 1, maar steeds meer Britse constructeurs beginnen snellere raceauto’s te bouwen. Cooper, Aston Martin, BRM, Lotus. Van Down Under komen daar Brabham en McLaren bij.
‘Garagisten,’ schampert Ferrari. Knutselaars die niet eens hun eigen motor bouwen. Toch moet hij toezien hoe ze stilaan de macht overnemen, met achter het stuur Britse coureurs. Zes keer wordt een Britse coureur in de Sixties wereldkampioen Formule 1. Maar het is ook een gevaarlijke tijd…
Dit is een portret uit de Classic Special van FORMULE 1 Magazine. Benieuwd naar het hele verhaal? Bestel ‘m nu!
Jackie Stewart, de vijfde Beatle
Om zijn moeder niet bang te maken begint Jackie Stewart, geboren in 1939, met racen onder een schuilnaam: A.N. Other. Teammanager Ken Tyrrell ziet ogenblikkelijk zijn talent. Maar Tyrrell heeft geen Formule 1-team, dus tekent Stewart in 1965 bij BRM. En wint in zijn rookiejaar meteen de Grand Prix van Italië na een zinderend slipstreamduel met zijn teamgenoot Hill. Een nieuwe generatie dient zich aan. Als Clark dat seizoen op kop rijdt, kan alleen Stewart hem enigszins volgen; Batman en Robin worden ze in de pers genoemd.
Na een crash op Spa in 1966 kijkt Stewart ineens met andere ogen naar de Formule 1. Tijdens de stortbui in de openingsfase glijdt Stewart in de Masta-chicane van de baan. Terwijl het wrak volloopt met benzine, weten zijn teamgenoten Hill en Bob Bondurant hem slechts met gereedschap geleend van omstanders uit de verkreukelde auto te bevrijden. Vervolgens moet Stewart in het “medisch centrum” op een stretcher tussen bierflessen en sigarettenpeuken wachten op een ambulance, die op weg naar het ziekenhuis de weg kwijt raakt. De Formule 1, beseft Stewart, moet snel veiliger worden, professioneler.
Ook voor de Formule 1 is 1968 een jaar van revolutie. Sponsoren van buiten de autowereld worden toegestaan (de tabaksindustrie is meteen ter plekke) en de Formule 1 introduceert de zogenaamde ‘stabilisatievleugel’ – zestig jaar later zijn vleugels nog altijd een cruciaal element op de auto. Met drieliter-power, bredere banden en enorme vleugels zijn de Formule 1-auto’s plots stukken sneller en gevaarlijker.
Pleiten voor veiligheid
Circuits, coureurs en materiaal zijn er niet op berekend. Crashes beginnen te lijken op vliegtuigongelukken. Na de dood van zijn leermeester Clark en na nog eens drie fatale raceongelukken in de maanden erna, begint Stewart steeds meer te pleiten voor veiligheid op de circuits. Organisatoren zijn er niet blij mee, maar via de groeiende massamedia weet Stewart een steeds groter publiek te bereiken. Op de televisie heeft hij, gesteund door zijn komische sidekick Hill, altijd een weldoordacht praatje klaar. In 1969 wordt Stewart met overmacht kampioen.
In een Matra-Ford, gerund door Tyrrell, wint hij vijf van de eerste zes Grands Prix. Chapman experimenteert met steeds grotere vleugels, tot ze in Spanje breken en zowel Hill als Rindt flink crashen. De FIA verbiedt aanvankelijk alle vleugels, maar de geest is uit de fles. Het aerodynamisch tijdperk begint. Stewart begrijpt dat de Formule 1 meer en meer een mediagebeuren wordt. In Monaco heeft hij de Beatles uitgenodigd in de pits. Een jaar later gaan de Beatles uit elkaar, Chapman introduceert de wigvorm met de Lotus 72 en Ken Tyrrell begint een eigen team met een eigen auto, waarin Stewart nog tweemaal wereldkampioen wordt. De jaren zeventig zijn begonnen.
Lees hier alles over de Dutch GP in Zandvoort
De nieuwste editie van FORMULE 1 Magazine is uit! Haal ‘m nu in de winkel of bestel ‘m online, met gratis bezorging in heel Nederland.