Monte Carlo is binnen het Formule 1-circus het enige echte stadscircuit. Het bestaat al sinds 1929, een tijd waarin dat soort banen niet ongewoon waren. Sinds die dagen is er echter nooit iets funda­menteel aan de baan veranderd om de veilig­heid bij steeds groter wordende snelheden te waarborgen. Iedereen, behalve Bernie Ecclestone, weet dan ook dat deze baan al tien­tallen jaren Formule 1-onge­schikt is.

De twee voornaam­ste tekortkomin­gen van Monaco: de veiligheid deugt niet, en je kan alleen mensen inhalen als ze meewerken. Zo niet, dan niet.

Tijdens iedere qualifying is het daardoor gebruikelijk dat coureurs in het laatste deel van de ronde voorafgaande aan hun flying lap een vrij veld vóór zich willen hebben van maximaal 5 á 6 seconden, oftewel 200 tot 300 meter. Ze laten zich daarom terugzakken om ruimte te creëeren, maar mogen het achter­liggen­de verkeer daarbij uiteraard niet hinde­ren – laat staan in gevaar brengen. Dat is het soort basis-raceken­nis dat je al wordt aangeleerd vanaf je ­eerste kartra­ce.

Tijdens de training van de GP2-race in Monte Carlo bleek een aantal coureurs (Turvey, Verhaug, Eriksson) deze basiskennis echter niet te beheersen of zich daar in elk geval niets van aan te trekken. Op een stratencircuit als Monaco, met al zijn blinde bochten, kan je dan op proble­men wach­ten.

Het gevolg was dat respectievelijk Van de Garde, Bird en Grosjean (de drie belang­rijkste kandidaten voor de pole position, en dus de heren die met serieu­ze haast onder­weg waren) bovenop deze onhandige knapen knalden.

Je kan je dan afvragen in hoeverre de baancom­missa­rissen langs de baan hier iets aan hadden kunnen doen, want dat gebeurt normali­ter ook als iemand langzaam rond­rijdt omdat hij bijvoorbeeld pecht heeft. Naar mijn mening is dit echter geen zaak voor de vlaggenisten, want er is immers geen sprake van nood, maar van een gebrek aan goede manieren.

Gezien de ervaringen uit het verleden is het niet onredelijk om te twijfe­len aan de capaciteiten van de gemiddelde Steward of the Meeting. Straffen uitdelen voor zwart/wit-overtredingen als te snel rijden in de pits en de witte lijnen overschrijden, dat lukt nog wel. Maar uit de hand lopende rijsitua­ties beoordelen, dat is andere koek. Dat vindt zelfs de FIA, en daarom hebben ze te­gen­woordig een ervaren ex-coureur in hun midden om hun handje vast te houden.

Afgelopen donderdag was het desondanks weer ouderwets mis. De boosdoeners – Turvey en consorten – kregen wel verbaal onderuit de zak, maar werden niet ge­straft voor hun acties.

De slachtoffers kregen daarentegen wel straf. Zij moesten aanvankelijk tien, maar bij nader inzien toch maar vijf start­plaatsen inleveren. Maar wie zat er nu eigenlijk fout: degenen die op het moment suprème voluit gingen, of degenen die willens en wetens van het gas gingen – met alle risico’s van dien?

De Stewards reageerden, ondanks de inbreng van Alan McNish, als echte politie-agenten: bij een kop/staart-botsing is de chauf­feur – pardon: coureur – van de achter­ste auto per defini­tie schul­dig. That’s racing – kennelijk.