In zijn column ‘Overstuur’ buigt Formule 1-romanticus en schrijver Koen Vergeer zich op voor hem typische wijze over wat hem tijdens, voor en na de raceweekends bezighoudt in de Formule 1. Ditmaal is dat de teloorgang van de Franse Grand Prix én Frankrijk als Formule 1-grootheid.

Au revoir – ik leg het maar even uit, het is Frans en het betekent: “tot ziens.” Aju paraplu. En inderdaad, het is aju paraplu voor Charles Leclerc, die zondag zijn kans op de wereldtitel definitief vergooide. Maar ik wilde het hebben over Frankrijk. Want het gaat mis daar.

Grand Prix is van origine ook Frans. Maar nog even en het is het enige dat rest van de grote Franse erfenis in de Formule 1. Kijk naar Pierre Gasly, racewinnaar, maar zie hoe zijn carrière is vastgelopen en nu stilaan verkruimelt. Hetzelfde lot dreigt racewinnaar Esteban Ocon. Kijk naar Renault, dat inmiddels onder de schuilnaam Alpine rondrijdt, zodat het niet opvalt dat men al bijna 10 jaar faalt als hybride racers.

En kijk naar de treurige ondergang van Paul Ricard. Ik vind het jammer. Ooit was het circuit ultramodern, begin jaren zeventig, toen zowat de helft van het startveld in de Formule 1 bestond uit talentvolle Fransen. Cevert, Laffite, Tambay, Depailler… Maar ze waren allemaal te vrolijk, te levenslustig, te gelukkig voor de Formule 1. Alleen Alain Prost brak door, maar pas nadat hij Renault had verlaten en het ware winnen had geleerd van een Oostenrijker bij een Engels team met een Duitse motor.

Au revoir Paul Ricard. Ik hield wel van al die blauwe lijnen. Van die gorilla als trofee. Van de Mistral, dat megalange rechte stuk, waar ze natuurlijk nooit een chicane in hadden moeten maken. En zondag bleek dat je er met ground-effect auto’s best nog lekker kunt racen. Zagen we hoe Sainz buitenom ging door Signes?

Maar het is te laat. Paul Ricard weet allang dat het roemloos van de kalender zal worden gebonjourd. Want niks werkt er meer in Zuid-Frankrijk. In Monaco viel het startsysteem al uit, op Paul Ricard deed de uitknop van de Virtual Safety Car het ineens niet meer. Software is ook geen Frans woord. De straaljagers van de Franse luchtmacht vlogen liever over een clubje fietsers in Parijs.

Het allertreurigste was wel de fanfare na afloop. Mannen, die het goed zouden doen in een komische Franse film, in uniformen waarmee nog in Algerije gevochten werd, met van die kwastjes op de schouders. Schuiftrompetten, trommels, schrille fluiten. Ze zetten ongelijk in, speelden hier en daar wat valse noten, zodat het piepte en kraakte; het Wilhelmus viel bijna uit elkaar. Zo treurig dat het weer mooi werd.

Au revoir Paul Ricard.

Lees hier de eerdere Overstuur-columns van Koen Vergeer!