Ex-Formule 1-coureur David Coulthard is een voorstander van het nieuwe puntensysteem voor het verkrijgen van een superlicentie – de Schot vindt alleen dat er uitzonderingen op de regels mogelijk moeten zijn.

“Stel je voor dat er een exceptioneel getalenteerde coureur is, en iedereen in de sport is het daarover eens, dan moeten we niet alles van zijn punten af laten hangen”, vindt Coulthard. Hij deed zijn uitspraak tijdens een evenement van de Britse site Autosport.

Vorige kondigde de FIA nieuwe superlicentie-eisen aan, die bepalen dat van 2016 iedere nieuwe Formule 1-coureur successen behaald moet hebben in lagere raceklassen. Die successen worden afgemeten aan een puntensysteem, waarvoor door middel van topklasseringen in opstapklassen punten zijn te verdienen. Voor deelname aan de Formule 1 heeft een coureur er daar veertig van nodig.

“In de basis ben ik het er mee eens”, zegt Coulthard over het systeem. “Maar misschien zijn er ook wel jongens die niet in staat zijn een volledig kampioenschap te rijden en die daardoor licentiepunten mislopen, terwijl ze wellicht meer getalenteerd zijn dan de coureur die het kampioenschap wint.”

Weging

De voormalige Red Bull-, McLaren- en Williams-coureur vindt verder dat de weging van de verschillende opstapklassen beter kan. “In sommige kampioenschappen zijn minder punten te verdienen dan zou moeten. Ik ben zelf bij een aantal lagere klassen wezen kijken, en ik zou de punten wat anders verdelen”, meent Coulthard, doelend op de situatie waarin een titel in de GP2 vijftig punten oplevert, een titel het EK Formule 3 veertig en een DTM-titel helemaal géén. Met het op dit moment niet bestaande Formule 2-kampioenschap zijn zelfs zestig punten te verdienen.

“Ze hebben een systeem gecreëerd waardoor sommige lagere klassen nu het voordeel krijgen over anderen”, gaat Coulthard verder. “Maar”, besluit de Schot, “je kunt nooit iedereen tevreden houden. Op deze manier zorg je er in elk geval voor dat iemand succes behaald moet hebben voor hij met de grote jongens mag meespelen, en dat een grote zak geld niet altijd meer afdoende is.”