Geen actie, geen probleem: op deze verregende zaterdag in Suzuka duikt FORMULE 1 in de geschiedenisboeken om terug te blikken op de meest memorabele Grands Prix van Japan.

5. 1998
Mika Häkkinen ging in 1998 de seizoensafsluiter op Suzuka in als WK-leider. Zijn rivaal Michael Schumacher moest de race winnen en hopen dat Häkkinen als derde of lager eindigde, om eindelijk die voor Ferrari zo felbegeerde wereldtitel te veroveren. Op zaterdag deed Schumacher goede zaken: hij pakte de pole. Bij de start kon de Duitser zijn hoop alweer begraven, toen hij zijn motor liet afslaan. Häkkinen erfde de leiding, Schumacher moest achteraan starten. Hij vocht zich nog aardig terug, tot een lekke band hem uit de race wierp. Häkkinen won de race en zijn eerste kampioenschap.

Häkkinen pakte in 1998 in Japan zijn eerste wereldtitel.

4. 2005
Door een natte kwalificatie startten de topcoureurs ergens achteraan het veld. Ralf Schumacher had zijn Toyota op pole gezet, maar verloor de leiding snel aan Renault-coureur Giancarlo Fisichella. Die ging het grootste gedeelte van de race aan de leiding, en dacht het rustig aan te kunnen doen op weg naar de zege. Daarmee rekende hij echter buiten de als zeventiende gestarte Kimi Räikkönen. The Iceman was op virtuoze wijze opgerukt door het veld en pakte zijn laatste McLaren-winst met een weergaloze inhaalactie op Fisichella, buitenom in de eerste bocht van de allerlaatste ronde.

Buitenom in de laatste ronde: mooier kon Kimi Räikkönen de zege niet in 2005 veroveren.

Buitenom in de laatste ronde: mooier kon Kimi Räikkönen de zege niet in 2005 veroveren.

3. 1976
Gekkenwerk was het eigenlijk om te racen op het klets- en kletsnatte Fuji-circuit. Maar de televisieploegen stonden al met hun dure apparatuur klaar om de race vast te leggen, dus het spektakel ging gewoon van start. WK-leider Niki Lauda – net een paar weken terug na zijn horrorcrash op de Nordschleife – verliet het levensgevaarlijke waterballet al na twee ronden: de titel was hem minder waard dan zijn leven. Rivaal James Hunt leidde de race, maar viel in de laatste ronden terug door een lekke band. Op het allerlaatste moment knokte hij zich terug naar de derde plek, zodat hij met één punt voorsprong wereldkampioen werd.

Hunt behoudt vanaf pole de leiding bij de start van de zeiknatte race op Fuji.

2. 1989
Met nog twee races te gaan, moest Ayrton Senna zijn teamgenoot en aartsrivaal Alain Prost verslaan om nog kans te maken op de titel. Senna vertrok van pole, maar door een slechte start belandde hij achter Prost. Langzaam liep de Braziliaan zijn achterstand in. In de 46e ronde ging het mis: Senna waagde een inhaalpoging bij de chicane voor start-finish, maar de twee McLarens raakten elkaar en schoten van de baan. Prosts auto was kapot, Senna kon door en won de race ondanks een pitstop voor een nieuwe neus. De vreugde was van korte duur. Senna had de chicane afgesneden toen hij terugkeerde op de baan en de FIA diskwalificeerde hem. De controversiële beslissing leverde Prost de titel op.

Het is een van de meest iconische F1-beelden: Senna en Prost die elkaar er op Suzuka vanaf hebben gereden.

Het is een van de meest iconische F1-beelden: Senna en Prost die elkaar er op Suzuka vanaf hebben gereden.

1. 1990
Een jaar later leidde Senna voorafgaand aan het beslissende weekeinde op Suzuka het kampioenschap, en niet de inmiddels naar Ferrari vertrokken Prost. Wederom kwalificeerde Senna zich voor Prost op pole. Tot zijn woede moest hij desondanks van de FIA aan de verkeerde, vuile kant van het circuit starten. Als Prost daardoor een betere start zou maken dan hijzelf, zwoer Senna, zou hij de Fransman hoe dan ook inhalen in de eerste bocht. Prost kwam inderdaad beter weg, en Senna hield zijn woord: hij dook aan de binnenkant van Prost, in een gat dat er eigenlijk niet was. Hun auto’s raakten elkaar en crashten in een grote stofwolk van de baan. Dit keer volgde er geen diskwalificatie, en werd Senna kampioen.

De botsing tussen Senna en Prost was niet zacht…