Voor respectievelijk Algemeen Dagblad en De Telegraaf trokken Hans Botman (70) en Coo Dijkman (78) als verslaggevers tientallen jaren langs Formule 1-circuits over de hele wereld. Maar altijd bleven ze kind aan huis in de duinen van Zandvoort. Een dubbelinterview: over herinneringen aan het circuit, hun F1-avonturen en meer.

Dit verhaal verscheen vorig jaar in een eerdere editie van FORMULE 1 Magazine.

Fris en fruitig meldt Hans Botman zich op CM.Com Circuit Zandvoort, zoals het vaderlandse racewalhalla tegenwoordig voluit heet. Dat hij als eerste van de twee illustere verslaggevers aanwezig is, mag geen verrassing heten. “Ik woon in de buurt, hè. Dat scheelt.” Botman is trotse inwoner van Zandvoort. Grappend: “Met Coo duurt het weer eens wat langer.”

Dijkman, eenmaal gearriveerd in de auto, kan het hebben. Het duo kan goed met elkaar overweg, er is wederzijds respect als mens en als (oud-)collega’s uit het journalistieke metier. Al snel blijkt ook de nog altijd grote én gedeelde passie voor autosport.

“Kijk je nog elke wedstrijd, Hans?”, vraagt Dijkman namelijk aan zijn voormalige vakbroeder. Botman: “Jazeker, lekker thuis voor de buis. En jij?” Een ferme knik dient als antwoord. “En”, voegt Dijkman toe, “mijn vrouw ook. Die is zelfs nog een grotere liefhebber dan ik.”

Oude liefde roest niet, zo wil een oer-Hollandse wijsheid. En wie Botman en Dijkman na hun hartelijke begroeting meteen over de autosport en hun voormalige vakgebied hoort praten, ziet het bewijs. De zon mag zich inmiddels op het circuit van Zandvoort hebben gemeld, maar de glinstering in beider ogen komt toch echt van iets anders.

Geen betere plek om in hun raceverleden te duiken dan hier, op het circuit dat hen zo na aan het hart ligt. De speciaal voor deze gelegenheid door de circuitleiding beschikbaar gestelde DGP Lounge zorgt voor de perfecte setting voor een gesprek over Zandvoort, hun werk, de opkomst van Jos Verstappen, bijzondere ontmoetingen en nog veel meer.

Verslaggeving

Botman volgde de Formule 1 bijna drie decennia lang voor het Algemeen Dagblad, Dijkman zelfs bijna veertig jaar voor De Telegraaf. Beiden namen rond 2009 afscheid van de vaste verslaggeving van de koningsklasse. Missen ze het vaak hectische werk niet. “Nee joh”, stelt Botman hoofdschuddend. “Al die drukte van tegenwoordig. Ik moet er niet aan denken. Het reizen, het werk, het was een hectisch leven. Wel mooi, hoor. Maar we zijn een paar jaartjes ouder inmiddels, hè?”

Dijkman vult aan: “Vroeger kwam je terug van een race, van een druk weekend en dan pakte je meteen weer je koffer in voor de volgende trip. Dat reizen, dat vliegen, het is allemaal veel drukker geworden. Dat begint al bij Schiphol.”

Hij kan meepraten over de huidige sportverslaggeving, want Dijkman is nog steeds actief binnen dat vakgebied. “Maar dan in de motorsport, als freelancer voor De Telegraaf. Laatst was ik vier dagen bij de TT in Assen. En ik zal je eerlijk zeggen: ik was bekaf daarna. Dan moet je echt even bijkomen tegenwoordig.”

Voor de goede orde: het duo klaagt niet. Beiden genieten juist van hun herinneringen aan mooie tijden, aan avonturen die ze in én dankzij de Formule 1 beleefden. En ze huldigen ook helemaal niet het adagium ‘vroeger was alles beter’.  “Welnee”, bevestigt Dijkman. “Beter was het niet. Maar anders, dát wel. Bijvoorbeeld dit circuit. Er is heel veel veranderd in Zandvoort, kijk alleen al naar het pitcomplex.”

Zandvoort

Het bruggetje is gemaakt: Zandvoort. Kriebelen, ja, dat doet het wel als je volgens Dijkman het terrein weer eens oprijdt. Toch komt hij er naar eigen zeggen niet vaak meer. “Maar het was en is een legendarisch circuit. Uitdagend en bloedsnel, vroeger al. Met de rare Hugenholtzbocht, de Tarzanbocht, het Scheivlak waar je een groot hart moest hebben, ga zo maar door.”

Dat de Grand Prix van Nederland na 1985 nog eens zou terugkeren, hadden weinig mensen verwacht. Botman en Dijkman roemen de circuiteigenaren en de organisatie, al weten ze ook dat de opkomst van Max Verstappen van onschatbare waarde bleek. “Ze hebben het hier goed voor elkaar”, vindt Botman. “Vergeet niet dat ze ook nog te maken kregen met de coronapandemie en de gevolgen”, luidt de aanvulling van Dijkman.

(Verhaal gaat verder onder de foto)

Coo Dijkman (m) en Hans Botman (l.) in gesprek met verslaggever Gerard Bos (Foto: Chris Schotanus)

Met de aanpassingen aan het circuit kunnen de beide routiniers goed leven. “De kombochten zijn erg mooi, erg speciaal ook”, zegt de een. “En enorm steil”, aldus de ander. Ze zien meer speciale dingen.  Botman: “Neem alleen al de setting: duinen, zee, strand, zon. Uniek. Al zijn er ook tijden geweest waarin het circuit bijna was verdwenen hoor, althans als het aan bepaalde mensen had gelegen. Politiek, milieubewegingen, rechtszaken – het heeft het circuit soms moeilijke tijden bezorgd.”

De inwoner van Zandvoort vervolgt: “Het circuit en de autosport horen bij het dorp. En 99 procent van de mensen is, denk ik, vóór het circuit. Ik ben hier trouwens zelf niet vaak, ben er ook jaren niet geweest. Niet dat ik er genoeg van heb ofzo, helemaal niet. Maar er zijn nog meer leuke dingen te doen in dit dorp.”

Als kleine jongen kwam Botman al op het circuit. “We zijn in 1964 in Zandvoort komen wonen, mijn ouders kochten destijds een sigarenzaak. Ze verkochten vanaf 1965 vervolgens de kaartjes en dan kregen we zelf een gratis kaartje. Dus zo kon ik vaak naar het circuit, ik was een jaar of 11, 12 toen.”

Dijkman onderbreekt: “Een vroege fan, dus.”

Botman, met een lach: “Nou, op die leeftijd was ik meer bezig met het verzamelen van lege flesjes op het circuit, voor geld, dan met de autosport zelf.”

Voor het AD was hij sinds eind jaren zeventig vaste volger, zijn collega Dijkman liep al eerder als journalist rond in de duinen. Als jonge verslaggever was hij er in 1973 bij toen Roger Williamson verongelukte in Zandvoort. In pas zijn tweede Formule 1 Grand Prix crashte de Brit, de auto vloog in brand en niemand kom hem redden. Williamson kwam om in de vuurzee.

“Ik zal nooit vergeten hoe collega Rob Wiedenhoff me destijds op de schouder tikte op het circuit. Ik keek achterom en verderop zag je die grote zwarte rookpluimen. Dan weet je al dat er iets ergs is gebeurd.” Dijkman zucht. “Wat een drama was dat, zeg.”

Het gebeurde in een tijd waarin over de veiligheid van Zandvoort als circuit al meer dan eens werd gediscussieerd. Dat gebeurde later ook nog veel vaker. Het doet Dijkman denken aan Jackie Stewart. “Die had altijd veel commentaar op de veiligheid. Al had hij gelijk, ik vond het maar een eigenwijze man. Hij zou ook ooit Jos Verstappen wel even in een personenauto laten zien hoe die moest rijden, hoe je bochten moet nemen. Alsof Jos dat zelf niet wist, kom op zeg.”

Jos Verstappen

Het brengt het gesprek automatisch op de Nederlander die in de jaren negentig en vroege ‘zero’s’ de sport van een enorme populariteitsimpuls voorzag in ons land: Jos Verstappen. De man met op een gegeven moment de grootste fanclub van alle actieve coureurs. Botman en Dijkman volgden als krantenverslaggevers de Nederlander van meet af aan op de voet, tot het einde van zijn loopbaan.

“Je zag de interesse in de sport toenemen”, zegt die eerste. “Toen zijn wij als krant ook veel vaker naar een Grand Prix gegaan. Jos was hartstikke populair in Limburg, daarna ook in de rest van het land. Een groot talent, maar hij vloog ook vaak van de baan. De negatieve reacties waren dan niet van de lucht.”

Met Jos en vader Frans (overleden in 2019, red.) was de relatie van Dijkman naar eigen soms lastig. Wederzijds respect was er zeker, zo wordt duidelijk uit de aanwezigheid van Jos Verstappen op het afscheidsfeest van de Telegraaf-journalist in 2009. “Maar Frans en Jos konden elkaar de ene keer in de haren vliegen, de andere keer omhelzen. Ik had bijvoorbeeld eens een interview in…”

Botman: “In Echt?”

Dijkman: “Nee, Montfort. Bij Café de Rotonde, van Frans. Ik kwam daar, maar wat denk je? Geen Jos. Hadden ze weer eens ruzie gehad. Dat interview kwam later in de krant, toen heb ik daar nog over geschreven. Waren ze niet blij mee. Soms waren de verhoudingen dus moeizaam, kritiek werd niet altijd op prijs gesteld.”

Uiteindelijk kwam het allemaal goed. Verstappen begreep dat hij de media nodig had, andersom was dat ook zo. Botman: “Een gemakkelijke prater was hij niet, maar wel een goede coureur. Hij was echt de ‘coming man’ toen. Ze hebben hem bij Benetton in 1994 gewoon veel te snel gebracht (Verstappen nam de plek in van de zwaar geblesseerd geraakt JJ Lehto, red.).”

Dijkman vult aan: “Hij heeft ook pech gehad, zoals met het uiteindelijk afgeblazen F1-project van  Honda rond 1999. Jos was de testcoureur en de toekomst zag er heel goed uit. Maar toen overleed Harvey Postlethwaite (technisch directeur, red). plotseling en ging het hele project uiteindelijk niet door. Zonde.” Zijn collega knikt. “Er had zoveel meer in gezeten voor hem. Jos was absoluut een snelle coureur. Maar bij Benetton had hij ook al pech, daar draaide natuurlijk alles om Michael Schumacher.”

Het jaartal 1994 kleeft hoe dan ook aan Verstappen: hij werd in dat jaar wereldnieuws tijdens de Grand Prix van Duitsland. Op het circuit van Hockenheim kende de Nederlander een dramatisch weekend. Botman: “Hij schoot eerst al van de baan, reed ook in de auto van Schumacher en dat ging mis. Ik heb hem toen op zaterdag zien huilen in de garage. Het zat echt tegen dat weekend.”

Dijkman: “Want de dag erna vloog zijn auto in de fik.”

De pitbrand zorgde voor een grote schok. Dijkman was er overigens niet live bij, Botman wel. Gelukkig voor Verstappen kwam hij relatief ongeschonden uit de strijd. “En een paar weken later werd hij in Hongarije ineens derde, stond -ie op het podium doordat Martin Brundle aan het einde uitviel”, herinnert Botman zich het andere uiterste dat jaar. “Dat slot van de race was bizar, want het duurde even voordat iedereen doorhad hoe het zat. Schumacher stond ook te kijken, zo van: ‘Wat doe jij hier?”

Botman, gekscherend tegenover Dijkman: “Daar was jij ook niet bij, hè? Niet bij die pitbrand en niet bij dat podium. Jij hebt al die spraakmakende momenten gemist, Coo.” Dijkman kan het plaagstootje waarderen. “Gelukkig hebben we wel heel veel andere bijzondere momenten beleefd.”

Benaderbaar

Zo spraken ze geregeld één op één met coureurs, iets dat in het huidige F1-wereldje eerder uitzondering dan regel is. In de tijd van Botman en Dijkman waren coureurs gemakkelijker te spreken, ze waren benaderbaar. Meer dan tegenwoordig in elk geval. Het was een andere tijd, met minder belangen, geen social media en ga zo maar door.

Dijkman geeft een voorbeeld van vroeger. “Ik kan me nog een Grand Prix van Italië herinneren. Mario Andretti, die al Formule 1 had gereden, was teruggekomen uit Amerika om mee te doen. Ik heb toen op de deur van z’n caravan geklopt om hem te kunnen spreken. En hij zei: ‘Prima, kom lekker binnen’. Dat kon allemaal maar gewoon.”

Botman maakte soortgelijke dingen mee en refereert aan een interview met Nelson Piquet. “Het was bij de Grand Prix van Hongarije. Piquet reed bij Lotus, het ging niet zo goed. Een collega van me en ik wilden hem interviewen. Dat mocht een kwartiertje, twintig minuten. Maar op een gegeven moment zaten we er al een uur, lekker ouwehoeren. Mijn collega zei: ‘Kom, we moeten weg.’ Waarop Piquet zei dat we lekker moesten blijven zitten, want hij had nog alle tijd. Zoiets is nu ondenkbaar.”

Gezelligheid

Dat laatste klopt, de tijden zijn nu eenmaal veranderd. Ook qua techniek en communicatiemiddelen.  En dat brengt Dijkman bij een mooie anekdote uit 1990. “Hans en ik waren na de Grand Prix van Monaco met Pim Stoel (in 2009 overleden, red.) een hapje eten. En we vroegen ons af: ‘Hoe zou Arie Luyendijk het hebben gedaan in de Indy 500?’ Om daarachter te komen, moesten we gaan bellen.”

Stoel ging op zoek naar een telefooncel, waarna Dijkman zich tot Botman richtte. “Ik zei tegen Hans: ‘Let op: zul je zien dat hij zegt dat Arie gewonnen heeft’. En ja hoor. Dus ik zei: ‘Je moet me niet in de maling nemen, Pim. Ik bel zelf wel’. En vervolgens hoorde ik dat -ie gelijk had, haha. Tja, internet was er nog niet toen natuurlijk. Tegenwoordig zoek je het gewoon op, maar we hadden wel lol.”

Aan goede onderlinge sfeer dan ook geen gebrek. “We waren vaak met een klein groepje, man of vier. Dan was het altijd gezellig, hapje en drankje. Dat is belangrijk, want je moet ervoor zorgen dat je het aangename en het nuttige combineert”, aldus Dijkman. “En concurrentie? Ja, dat was er wel tussen kranten, maar ik zag Hans niet per se als een concurrent.” Botman: “Ik koos nu eenmaal vaak voor een andere insteek. En we hadden het onderling leuk, de sfeer was altijd gemoedelijk.”

Max Verstappen

Dat Nederland nu met Max Verstappen een meervoudig wereldkampioen herbergt, is bijzonder voor een klein raceland. Dat vinden Botman en Dijkman ook. Zij kunnen naar eigen zeggen daarom extra genieten van de prestaties van de coureur die zij al vroeg leerden als de zoon van Jos Verstappen. Maar hadden ze stiekem niet liever ook zelf ooit over een wereldtitel willen schrijven?

Nee, klinkt het bijkans in koor. Botman, met een lach: “Ik heb een eigen speciaal verhaal bij Max. Want mijn laatste grote verslag in Zandvoort was een Formule 3-race die hij won, net voordat Verstappen naar de Formule 1 zou gaan. Voor mijn gevoel heb ik dus juist kunnen schrijven over het begin van wat nu al een prachtige carrière is.”

Dijkman, die in Macau ooit nog een groot verhaal met de toen jonge Max Verstappen maakte, heeft ook een ander eigen speciaal verhaal waar zelfs een artikel over een wereldkampioenschap nooit aan zou kunnen tippen. “Het was de Grand Prix van Duitsland in 1978”, vertelt hij. “Ik zou ernaartoe, maar mijn vrouw stond op het punt van bevallen. Ik dacht: ik ga er ’s ochtends heel vroeg heen en dan ben ik op tijd terug voor de bevalling. Wat gebeurde er: mijn dochter werd om twee minuten over vier geboren. En dat was precies het moment waarop Mario Andretti in zijn Lotus als winnaar over de finish kwam.”

Lees hier alles over de Dutch GP in Zandvoort


De nieuwste editie van FORMULE 1 Magazine is uit! Haal ‘m nu in de winkel of bestel ‘m online, met gratis bezorging in heel Nederland.