In ‘Die ene keer’ blikken coureurs terug op dat ene speciale moment uit hun carrière. Deze keer: Alexander Wurz over zijn bikkelharde gevecht met Michael Schumacher in de nauwe straten van Monaco, in 1998. “Toen Schumacher in het gat dook, werd ik pisnijdig. Ik gooide alle remmen los.”

“De Grand Prix van Monaco was de zesde race van het seizoen in 1998. Ik reed voor Benetton en het ging tot dan toe erg goed. Ik was een paar keer als vierde geëindigd en de auto was goed. Hij kwam wat pk’s tekort op de McLarens en Ferrari’s, maar het chassis was helemaal niet slecht. Ook de banden deden het prima. Wij hadden Bridgestones en die werkten op sommige circuits in ons voordeel.”

“Ik keek erg uit naar de race in Monaco. Ik woonde daar, dus voor mij voelde het als een thuisrace. En stratencircuits heb ik altijd geweldig gevonden. De kwalificatie kan ik mij nog goed herinneren. Op een gegeven moment zat ik in een snelle ronde die goed genoeg was voor de derde startplaats. Maar plotseling begon mijn versnellingsbak te haperen en kon ik niet meer schakelen. Ik pakte uiteindelijk de zesde startplaats en daar baalde ik enorm van. Ik wist immers dat er veel meer in die auto had gezeten.”

“Mijn start was erg goed; ik had al meteen Heinz-Harald Frentzen te pakken. Michael Schumacher was vanaf de vierde plaats gestart, maar ik wist pas later voor hem te komen. Hij zat namelijk op een andere strategie dan ik. Ik moest maar één keer stoppen, hij twee. Mijn rondetijden waren zo goed, dat ik van mijn team te horen kreeg dat ik tweede kon worden. Toen heb ik nog maar eens extra gas gegeven. Schumacher kwam na zijn eerste stop achter mij terecht, maar hij zat eigenlijk helemaal niet in mijn race, want door zijn andere strategie vocht hij voor de derde of vierde plaats. Maar hij had nieuwe banden en hij wist dat hij mij voorbij moest om tijd goed te maken.”

Wurz wilde eigenlijk niet vechten met Schumacher, maar wilde de Duitser ook niet het idee geven dat hij kon doen wat hij wilde.

“Schumacher was superagressief toen hij achter mij aansloot. Waarschijnlijk omdat hij wist dat hij hard zou moeten vechten om het podium te halen en ik denk dat hij een beetje gefrustreerd was. We reden samen op de Loews hairpin af en hij zat op dat moment in mijn versnellingsbak. Ik probeerde snel te bedenken wat ik moest doen. Ik kon een stom gevecht met hem aangaan en daardoor misschien wel mijn race verpesten, omdat hij mijn tegenstander helemaal niet was. Soms is beter om aan de strategie te denken dan aan je ego.”

“Toch ging het anders. Voor mij en Schumacher reden drie auto’s en ik verwachtte dat ik hen voorbij kon in de tunnel, maar zij waren onderling in gevecht. Daardoor moest ik een gat laten en Schumacher dook precies in dat gat. Toen ik dat zag gebeuren, werd ik pisnijdig. Ik gooide alle remmen los.”

“Ik dacht: dit kun je me niet aandoen. We raakten elkaars wielen terwijl we de bocht ingingen. Hij haalde mij in, maar ik pakte die plek meteen weer terug. Ik wilde helemaal niet met hem in gevecht, maar ik wilde Schumacher ook niet laten merken dat hij zomaar alles kon doen wat hij wilde. Ik wilde een beetje stoer doen en liet de deur wat voor hem openstaan. Als je dat doet, en dus van je lijn afwijkt, laat je aan je tegenstander weten dat je alles onder controle hebt en dat je hem niet als een concurrent of als gevaar beschouwt.”

“Schumacher was woedend, want hij wist dat ik aan het uitsloven was. Dus dook hij in het gat, waar eigenlijk geen ruimte was en hij reed tegen mijn achterwiel aan. De voorkant van zijn auto was flink beschadigd, maar ik kon nog even doorrijden, terwijl hij met de kapotte Ferrari voor mij reed, nog steeds heel kwaad, uiteraard. Hij heeft me toen opgehouden en dat kostte mij enorm veel tijd.”

“Het was een stomme actie. Ik was boos op Schumacher en op mezelf. Gelukkig deed mijn auto het nog, dus ik kon de race vervolgen – en ik had nog steeds kans op de derde plaats. Tijdens mijn pitstop bleek dat mijn achterwielophanging was beschadigd door die touché met Schumacher. Vrijwel meteen nadat ik de baan opkwam brak het hele zaakje af; ik reed zonder wielen de tunnel uit.”

Het gevecht met Schumacher liep uiteindelijk niet goed af voor Wurz.

“In de pitstraat stonden alle cameraploegen al op mij te wachten, want iedereen verwachtte dat ik Schumacher eens flink de waarheid zou zeggen. Ik was ook van plan om tegen hem te zeggen dat hij een echt gevecht moest kiezen, in plaats van mij dwars te zitten, maar dat heb ik niet gedaan. Het was een race-incident en omdat ik zo rustig bleef, heeft Schumacher mij ook niet aangesproken. We hebben het er nooit meer over gehad, bovendien kon ik het in die tijd erg goed met hem vinden.”

“Op dat moment vond ik het niet eens zo erg om uit te vallen. Ik had dat jaar al een paar goede resultaten geboekt en zag de race in Monaco als een gemiste kans, maar meer ook niet. Nu ik er achteraf op terugkijk, vind ik het vervelender. Mijn ego zat in de weg en daardoor heb ik een podium weggegooid.”

Door: Laura Postma.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Formule 1 nr. 12, 2009.