In de Formule 1 drinkt de winnaar champagne. In Amerika, bij de Indy 500, een fles melk. In 1990 liet Arie Luyendyk zich die goed smaken. In 2010, twintig jaar na dato, blikte FORMULE 1 met hem terug op die bijzondere dag in mei dat hij voor het eerst won op de Brickyard, al deed hij dat in 1997 natuurlijk nog een keer.

“Ik kan me nog precies voor de geest halen wat ik in de aanloop naar die race heb gedaan. Het voelt alsof het vorige week is gebeurd. Wat me het meest bijstaat is hoe kalm ik was en hoe veel vertrouwen ik had in de auto. Ik had veel getest, met als resultaat dat we onder bijna alle omstandigheden snel waren. Ik vertelde aan iedereen die het maar wilde horen dat ik veel van de race verwachtte. Ook aan de plaatselijke handelaar in exotische auto’s. Hij had een geweldige Ferrari Testarossa in zijn showroom staan, waar ik mijn oog op had laten vallen. Vol bravoure zei ik: als ik win, koop ik die. Na de kwalificatie (Luyendyk pakte de derde startplaats, red.) ben ik weer naar hem toe gegaan om te zeggen dat hij de Ferrari alvast apart kon zetten.”

Luyendyk begon als outsider aan de Indy 500 van 1990.

“We behoorden zeker niet tot de favorieten. Het waren zoals gebruikelijk de Penske-rijders Emersson Fittipaldi, Rick Mears en Danny Sullivan en natuurlijk de coureurs van Newman Haas – Bobby Rahal, de Andretti’s en All Unser jr – waar alle ogen op gericht waren. Insiders hadden wel in de gaten dat we goed bezig waren, maar de pers en het grote publiek verwachtten niets van mij. Ik had weliswaar een paar podiumfinishes op mijn naam staan, maar ik had nog nooit een race gewonnen.”

“Het Shierson-team behoorde tot de subtop. Maar toen bekend werd dat we een Chevrolet-motor toegewezen kregen, begon ik enthousiast te worden. Want je auto kon nog zo goed zijn, zonder zo’n Chevy kon je Indy destijds niet winnen. Vanaf 1985 nam ik al deel aan de 500-mijlsrace – ik wist dat het een kwestie van tijd zou zijn voor alles op zijn plaats zou vallen. Indy lag mij namelijk wel. Ik houd van hoge snelheidsbochten. Ik vond het altijd heerlijk om op Zandvoort bijvoorbeeld door het Scheivlak of Bos Uit te knallen. Natuurlijk ben ik in het begin wel nerveus geweest voor die betonnen muren op de ovals. Je moet er wel de ballen voor hebben, maar je moet gewoon weten hoe ver je kunt gaan.”

Luyendyk, inmiddels 63 en Indycar race steward, in de auto waarmee hij ‘de 500’ in 1990 won.

“Natuurlijk was het een verrassing dat het ook daadwerkelijk lukte. Je moet in zo’n lange race ook een beetje geluk hebben dat niemand jou in de muur ramt. Maar die keer ging het allemaal erg voortvarend. Door de hoge snelheid en het warme weer hadden veel coureurs last van blaren op hun banden. Om die reden moest Fittipaldi in ronde 136 een extra stop maken, waardoor ik door kon schuiven naar de tweede plaats achter Bobby Rahal. Maar ook die kreeg last van zijn banden, waardoor ik hem in de 168ste ronde vrij gemakkelijk voorbij kon. Een geweldig gevoel, want voor het eerst in mijn carrière in Amerika ging ik aan de leiding van een race.”

“Met nog tien ronden te gaan, begonnen mijn gedachten af te dwalen. Ik dacht aan mijn ouders die thuis in Nederland zaten te kijken. Maar al snel besefte ik dat ik me moest concentreren. Want het is vaak voorgekomen dat een coureur op Indy in de laatste ronden nog de leiding verspeelde. Ik ben op mezelf gaan inpraten en liep steeds verder uit op Rahal. Ik had de smaak zo te pakken, dat ik niet eens in de gaten had dat we werden afgevlagd.”

‘Best lekker’, die melk die de winnaar traditioneel drinkt op Indy.

“Wat er toen gebeurde was magisch. Opeens word je onthaald als held en krijg je die fles overwinningsmelk in je handen gedrukt. En ja, dat smaakte best lekker. Je beleeft het in een roes, zo overrompeld ben je door alles. Ik ben drie uur bezig geweest met de pers en met sponsoren die allemaal met me op de foto wilden. Wat een ervaring.”

“Voor Amerikanen is de Indy 500 een big deal. Ze zijn erg gehecht aan tradities en de Indianapolis 500 is zo’n traditioneel evenement waarbij het merendeel van de bevolking met het gezin voor de buis zit. Dat zorgt voor veel herkenbaarheid en prestige. Ik mocht opdraven in de tv-show van David Letterman, mocht bijna altijd business class vliegen en werd uitgekozen door People magazine tot één van de vijftig mooiste mensen van het jaar. Desondanks ben ik daar altijd erg nuchter onder gebleven. Hoewel? Ik heb natuurlijk wel die Ferrari gekocht. Achteraf niet echt een volwassen beslissing, want de helft van mijn prijzengeld ging eraan op. Maar op dat moment was het een mooi cadeau.”

“Heel toevallig zei ik gisteren nog tegen mijn vrouw Mieke hoe ongelooflijk snel de tijd is gegaan. Het is alweer twintig jaar geleden dat ik de Indy 500 voor het eerst won. Ik ben nu 57 (ten tijde van het schrijven van dit artikel in 2010, red.) maar vergeten zal ik het nooit. Die zege heeft ons leven veranderd.”

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Formule 1 nr. 9, 2010.
Beeld: Indycar Media.