In ‘Die ene keer’ blikken coureurs terug op dat ene speciale moment uit hun carrière. Deze keer: Markus Winkelhock over zijn eerste en enige Grand Prix, in 2007 op de Nürburgring. Na één ronde reed de coureur die voorbestemd leek voor altijd als ‘de zoon van’ de te vroeg overleden Manfred Winkelhock door het leven te gaan, prompt op kop in zijn Spyker. “Ik was in één klap beroemd!”

“Ik weet niet meer precies wat ik die dag aan het doen was toen ik het telefoontje kreeg van Colin Kolles, teambaas van Spyker. Hij vertelde me dat het team Christijan Albers in Silverstone had ontslagen en dat ze een coureur zochten die de rest van het seizoen kon afmaken. Op dat moment was ik test- en reservecoureur van het team, toch was het niet vanzelfsprekend dat ik de plaats van Albers zou innemen. Er was veel geld mee gemoeid.”

“Ik probeerde dus uit alle macht genoeg sponsorgeld te vinden om de resterende acht races te kunnen rijden. Maar na gesprekken met Kledingmerk Boss en andere sponsoren werd al snel duidelijk dat dat niet haalbaar was. Spyker vroeg echt behoorlijk veel geld, dus werd besloten dat ik alleen de Grand Prix van Duitsland zou rijden op de Nürburgring. Het was mooi geweest als ik meer races had kunnen rijden, maar ik was er niet teleurgesteld over. Sterker nog: ik was superblij dat ik tijdens mijn thuisrace mijn Formule 1-debuut mocht maken. Een gouden kans.”

“Makkelijk was het niet. Op papier was ik dan wel Spykers testcoureur, de realiteit was anders. Ik had dat jaar alleen in maart getest op Paul Ricard. 43 Rondjes om precies te zijn. Ik had dus al drie, vier maanden niet in een Formule 1-wagen gereden, bovendien moest ik omschakelen van mijn DTM-auto – een toerwagen – naar een Formule 1-bolide. Ook niet eenvoudig. Eigenlijk had ik dus alleen de vrije training om de auto onder de knie te krijgen. Het was dus ook niet zo verwonderlijk dat ik na de kwalificatie achteraan stond (22e). Mijn rondje was niet perfect, maar sowieso zat er met die auto niet veel meer in dan de laatste of voorlaatste startrij.”

“En dan sta je opeens op de startgrid, tussen alle andere Formule 1-coureurs. Dat was een beetje surrealistisch, ik was ook een beetje nerveus. Ik was daar alleen, had geen familie en vrienden mee genomen omdat ik me wilde focussen op mijn werk. Ik prentte me in dat het belangrijkste was om goed te starten, geen fouten te maken en natuurlijk te genieten van deze unieke race.”

“Ik herinner me de opwarmronde nog goed. Ik vertelde het team over de radio dat ik heel donkere wolken zag en dat het wel eens zou kunnen gaan regenen. Vijfhonderd meter voor de ingang van de pitstraat riep het team me plotseling naar binnen. Ze hadden besloten me op intermediates te zetten. De baan was nog droog, dus die banden zouden snel kapot zijn als het niet zou gaan regenen. Door die bandenwissel moest ik vanuit de pits starten – en ik was de pitstraat nog niet uit of het begon al te regenen. Keihard.”

“Binnen twintig seconden was het hele circuit drijfnat. Ik had nog nooit met een Formule 1–auto in de regen gereden, toch haalde ik die eerste ronde zo’n twaalf auto’s in. Je denkt niet na over wie je inhaalt. Je gaat gewoon zo snel mogelijk. Omdat het nog harder begon te regenen wisselden we de ronde erna voor extreme wets. Niet lang daarna werd de safetycar naar buiten gestuurd met code rood. De race werd gestopt. Ze vonden het onverantwoord om verder te gaan, terwijl ik op dat moment aan de leiding lag met een voorsprong van meer dan veertig of vijftig seconden. Ik kon het niet geloven toen ik het pitbord zag waar P1 op stond. Ik vroeg het team over de radio: ‘maken jullie een grapje of zo?”

“Toch waren de omstandigheden best gevaarlijk, vooral aan het einde van het rechte stuk na de start/finish waar veel coureurs eraf vlogen. Ik begrijp de beslissing van de raceleiding wel, hoewel ik er op dat moment natuurlijk niet blij mee was. Bij de herstart werd er opnieuw zware regen voorspeld. Op dat moment droogde de baan al op, maar het team dacht: we wagen de gok gewoon nog een keer. Dus vertrok ik op intermediates, terwijl de rest op droogweerbanden reed.”

“De baan werd steeds droger en na vier ronden achter de safetycar werd de race herstart. Het asfalt was inmiddels te droog geworden voor intermediates. En met Ferrari’s en McLarens achter me had ik geen kans. Ze reden me om de oren. Ik liet ze ook maar gewoon voorbij, want je wilt er niet voor verantwoordelijk zijn dat je een titelkandidaat van de baan ramt. Dan ben je de grootste idioot ter wereld.”

“Hoewel ik de finish niet haalde vanwege een hydraulisch probleem, werd ik in de paddock als een ster onthaald. Iedereen feliciteerde me, bovendien wilden alle tv-stations interviews met als gevolg dat iedereen in Duitsland erover sprak. Voor mij persoonlijk was het een droom die uitkwam. Ook al heb ik maar één Formule 1-race gereden: ik lag wel mooi aan de leiding bij mijn thuisrace en zal dat nooit vergeten. Voor mijn naam heeft het ook veel goeds gedaan. Hiervoor was ik alleen de zoon van Manfred, nu respecteren ze me om wie ik ben.”