Michael Schumacher zorgt voor een eye opener.

Senna had dat ook. Ayrton dan, niet z’n neef. Die vechtlust, die feilloze kennis van de manier waarop je een opdringerige tegenstander van je af moet houden, ook als die in een veel snellere auto rijdt. In China liet Michael Schumacher er al een staaltje van zien (hoewel hij uiteindelijk geen schijn van kans had), maar in Barcelona gaf de meester Jenson Button een fraaie les in het betere afhouden.

Misschien lette ik er extra op omdat de race tot in de laatste minuten een slaapverwekkende vertoning was, maar de manier waarop de Duitse halfgod de wanhopig pokende en aandringende McLaren-coureur van zich af wist te houden fascineerde me mateloos. En opeens realiseerde ik me waarom.

Jarenlang zag ik met lede ogen aan hoe Schumi elk seizoen domineerde, hoe hij vrijwel nooit pech had of fouten maakte, maar andermans ongeluk optimaal uitbuitte, hoe hij (zeker op het hoogtepunt van de Ferrari-hegemonie) fluitend van pole naar finish tufte, onbedreigd door wie dan ook. Ik werd gewoon nogal Schumi-moe.

Dit jaar zie ik ‘m vechten tegen een overmacht. Ik zie hem weer knokken tegen mannen die hem niet automatisch vrij baan geven. Ik zie hem racen zoals ik hem nooit heb willen zien racen, omdat hij dan altijd won. En als Formule 1-fan zag ik nu eenmaal graag een ander winnen, al kon ik er als journalist natuurlijk niet omheen dat de man simpelweg onverslaanbaar was. 

Hoe dan ook: ik realiseerde me opeens dat ik blij ben dat Schumacher er weer bij is. Jakkes. Straks ga ik ook nog van voetbal houden…