Goede coureur, slappe tekst

Ik heb al talloze interviews gedaan in mijn journalistieke loopbaan. Dat is nu eenmaal mijn werk, net zoals een timmerman timmert, een buschauffeur een bus bestuurt en een katholieke priester de hele dag fascinerende pedagogische sites bezoekt op internet. 

Het kostte me dus slechts één minuut om door te krijgen dat mijn interview met Paul di Resta geen enorm succes zou worden. Niet omdat Di Resta een over het paard getilde primadonna is, allesbehalve. De man heeft luidkeels bewezen dat hij een stevig potje kan sturen, om even in autojournalistentermen te vervallen.

 

Het was ook niet omdat de Schot een van nature onsympathieke eikel is. Dat is-ie niet, en ook dat heeft hij in het verleden uitgebreid bewezen. En nee, het lag ook niet aan het feit dat de derde coureur van Force India een nare ziekte onder de leden had, het had uitgemaakt met zijn vriendin, een vervelende puist op zijn bil had of enorm naar de wc moest terwijl hij uitgerekend nu met die Hollandse journalist moest praten.

Nee, het had te maken met Vijay Mallya, denk ik. Die wil van zijn ‘Indiase’ renstal een titelkandidaat maken – terecht natuurlijk, want die miljoeneninvestering moet wel een keertje worden terugverdiend. Maar daar hoort een ‘professionaliseringsslag’ bij, om in bedrijfsconsulententaal te vervallen, en dat betekent in de Formule 1 al snel: mediatraining.

Zelden heb ik een meer op de automatische piloot afgestelde coureur gesproken als Paul di Resta. Zeker, in elke FIA-persconferentie hoor je dezelfde dooddoeners, gemeenplaatsen en obligate frasen langskomen, uitgesproken door coureurs die inmiddels zo zijn doorgeslagen dat ze thuis waarschijnlijk zeggen: “Schat, zullen wij de hond uitlaten of doe jij dat vandaag?”

Maar dat zijn doorgewinterde professionals, veteranen vaak, meervoudige racewinnaars die door hun teams compleet zijn geïndoctrineerd. Di Resta is zeker geen rookie in de racerij, maar bij hem had ik gehoopt op nog wat rauw, jongensachtig enthousiasme.

Ik zou zo graag eens een coureur willen horen roepen: die rotauto van jullie rijdt als een dood ree! Toen ik remde, leek het alsof ik in een koeienvlaai stapte! Het stuur klapperde, de vleugelverstelling stond in standje garagedeur vast en dat… dat hók reed soepeler in de grindbak dan op het asfalt. Doe er iets aan!

Niet Paul di Resta. Onder het spiedend oog van de pr-dame van het team, die bijna bij ons op schoot kroop (wat toch een toefje overdreven is bij een gesprek met een derde rijder), schudde de sympathieke Schot losjes elk denkbaar cliché uit zijn mouw. Niet dat hij onzinnige antwoorden gaf, maar als een coureur elk antwoord begint met woorden als: ‘Het team helpt me enorm om…’, dan weet je dat je dat je interview anders uit zal pakken dan je hoopte.

Begrijp me goed: Paul di Resta is een erg slimme en aardige vent, komt prima uit zijn woorden en poeiert zijn gehoor niet af met eenlettergrepige antwoorden. Maar hij zégt zo weinig.

Nou ja, rijden kan hij wel. Eens in de twee weken een uurtje rijden en dan in andermans auto de dertiende plaats pakken in Barcelona: dat doet-ie gewoon goed. Pardon: dat heeft het team met veel inzet en een efficiënte aanpak van de problemen mogelijk gemaakt. Om even in Force India-taal te vervallen.