Lewis Hamilton kreeg in Japan veel kritiek te verduren omdat hij tijdens de persconferentie meer aandacht had voor Snapchat dan voor de vragen van de journalisten. In Amerika mocht hij in de herkansing.

Hamilton maakte in Japan tijdens de persconferentie foto’s van zijn collega’s en deelde die op Snapchat, inclusief de bekende lollige filters met muizenoren en dergelijke. Met name de Britse pers vond dat van weinig respect getuigen. En vanwege die kritiek had Hamilton dan weer weinig zin in zijn volgende perspraatje, bij Mercedes zelf.

Via Twitter reageerde Hamilton hij wel op de kwestie en gaf aan dat er geen sprake was van gebrek aan respect, maar dat de persconferentie in zijn huidige vorm zijn beste tijd heeft gehad. Volgens Hamilton zou het beter zijn wanneer niet journalisten maar de fans de vragen stellen.

Of het nu voor straf was of niet, in Austin werd Hamilton opnieuw opgeroepen voor de persconferentie op donderdag. Hamilton hield zijn telefoon netjes op zak terwijl zijn collega’s werden ondervraagd. Pas op het moment dat werd overgestapt op de vragen vanuit de zaal en er dus even een korte pauze was, vroeg hij Romain Grosjean, die achter hem zat, om een foto te maken van hem met de volle zaal op de achtergrond.

Vervolgens werden vrijwel alle vragen aan Hamilton geadresseerd en zaten zijn vijf collega’s een beetje slaperig voor zich uit te staren. Daarop vroeg één journalisten of zij hun niveau van verveeldheid konden benoemen. Hoewel ze het eens waren dat er ruimte voor verbetering is om de persconferenties minder saai te maken, gaven ze ook aan er eigenlijk niet veel moeite mee te hebben. “Het is makkelijk werk”, verklaart Nico Hülkenberg. Valtteri Bottas vult aan: “Als coureurs kijken we uit naar de vrijdag om weer de baan op te gaan. Deze dag gaat toch niet sneller voorbij.”

Grosjean maakte zich vooral zorgen over het feit dat Hamilton een telefoon van een concurrerend merk in zijn handen had geduwd. “Als Microsoft-ambassadeur mag ik die eigenlijk niet aanraken”, grapte hij. “Verder is dit inderdaad niet het plezierigste onderdeel van het werk, maar je weet dat het erbij hoort.”