Marcus Ericsson ziet 2018 als zijn ‘grote kans’ nu hij na twee jaar met een auto die achteraan de grid thuishoort eindelijk over een Sauber beschikt waarmee hij zich in de middenmoot kan mengen.

Na een reeks van 48 races zonder punten, scoorde Ericsson in de tweede race van dit jaar eindelijk weer eens, dankzij een negende plek in Bahrein. In China zaten punten er daarna niet in, maar na drie Grands Prix durft Ericsson in interview met Auto, Motor und Sport wel te concluderen dat Sauber er een stuk beter voor staat dan de laatste jaren het geval was. “Toen ging het om overleven, nu haken we onderaan de middenmoot aan.” En dat is, vergeleken met afgelopen seizoen, dus al ‘een flinke stap’, meent de Zweed.

Ericsson is aan zijn vierde seizoen voor Sauber bezig.

Ericsson geeft desgevraagd ook aan dat hij het gevoel heeft dat het weer de goede kant op gaat met Sauber, wat volgens de coureur uit Kumla ‘veel motivatie geeft’ vergeleken met rondrijden met een auto ‘waarmee je jezelf niet in de etalage kan zetten’. Hij doelt daarmee op hoe hij hogerop wil, met Sauber – nu dat met nieuwe partner Alfa Romeo in de lift zit – of anders een ander team. “Ik zie dit dan ook als mijn grote kans om te laten zien wat ik kan.”

Ericsson heeft het overgrote deel van zijn Formule 1-loopbaan immeres in de achterhoede gereden. In 2014 debuteerde hij voor Caterham. Daarna ging hij naar Sauber, dat in 2015 mede dankzij een goede seizoensstart tot 36 punten kwam. In 2016 en 2017 bleef de teller op nul staan voor Ericsson, al wist zijn toenmalige teamgenoot Felipe Nasr twee punten te scoren in 2016 en pakte Pascal Wehrlein er in 2017 vijf voor Sauber. Na die twee jaar met ‘de langzaamste auto op de grid’, is de basis dit jaar wel goed met de Sauber C37, volgens Ericsson.

Ericsson in de achtervolging op Charles Leclerc. “De beste teamgenoot die ik heb gehad”, aldus eerstgenoemde.