De Grand Prix van Maleisië liep voor Marcus Ericsson uit op een sof: al in de vierde ronde spinde hij van de baan. Toch wil de Zweed vooral de positieve kanten van het raceweekend onthouden.

Ericsson eindigde in alle vrije trainingen in de top tien, en begon de race vanaf de beste startplaats uit zijn carrière: negende. “Als ik terugkijk naar het weekend, ben ik dan ook erg tevreden”, zegt de Sauber-coureur tegen Autosport. “Ik was telkens snel. Iedere sessie zat ik er goed bij, ik voelde me sterk en competitief. Dat was voor mijzelf toch wel een doorbraak.”

Helaas wist Ericsson zijn goede vorm dus niet om te zetten in een mooi resultaat. Een inhaalpoging op Nico Hülkenberg buitenom in de eerste bocht eindigde voor de Zweed na een spin in tranen. “Ik denk dat ik net iets te laat was met remmen”, vertelt Ericsson. “Toen ik in wilde sturen, sprong de achterkant van de auto daardoor weg.”

Het was, zoals zo vaak in de Formule 1, een kwestie van detail, vindt Ericsson. “Het is echt zo’n situatie waar er niks gebeurt als je een fractie eerder remt. Dan ga je er niet vanaf, maar ben je de held. Je leert ervan, maar het is ook frustrerend.”

Ericsson, die in Australië met een achtste plaats zijn eerste WK-punten in de wacht sleepte, ging dus aanvankelijk met een vervelend gevoel weg uit Maleisië. “Het was een teleurstelling, want we hadden voor plek zeven en acht kunnen vechten met de Toro Rosso’s”, zegt de coureur. “Maar na een paar dagen voel ik me weer sterker, omdat ik weet dat ik ons potentieel heb laten zien.”