Marcus Ericsson presteerde de eerste paar races van 2015 minder goed, doordat hij gestresst was. De Zweed wilde te graag bewijzen dat hij zijn plekje bij Sauber verdiende.

In de eerste seizoenshelft werd Ericsson geregeld om de oren gereden door zijn debuterende teamgenoot Felipe Nasr. Die behaalde in Australië bij zijn eerste Grand Prix meteen een vijfde plek, en scoorde daarna ook in China en Monaco. Ericsson maakte minder indruk, en was in Maleisië zelfs de schlemiel door vroeg in de race door een stomme fout van de baan te spinnen en uit te vallen.

Ericsson denkt dat alles te maken had met het lastige jaar dat hij in 2014 voor Caterham reed. “Zo’n seizoen achteraan is niet goed voor je zelfvertrouwen”, zegt de coureur tegen Autosport. “Bij Sauber wilde ik elke keer laten zien wat ik kon, maar daardoor probeerde ik het een beetje te hard. Ik wilde te veel. Telkens als ik niet sneller was dan mijn teamgenoot, leverde dat stress op.”

Ommekeer

De ommekeer kwam rond de Grand Prix van Canada, vertelt Ericsson. “Toen ben ik eens met wat mensen gaan praten. We keken wat er goed ging, en wat minder. Zo kwamen we erachter dat mijn mentale benadering niet in orde was.” De grootste verandering: voortaan benaderde de Zweed de vrije training een stuk rustiger.

“Eerst wilde ik iedere keer laten hoe snel ik was, maar daarna ging ik me richten op de voorbereiding voor de kwalificatie en de race”, aldus Ericsson. “Ik hield me meer bezig met de afstelling, zodat ik meer vertrouwen in de auto had in de kwalificatie. Ik voelde me opeens een heel stuk rustiger.”