In de rubriek ‘het startnummer’ pakt Formule 1 voor elke dag van de maand januari het bijbehorende startnummer erbij. Aan de hand daarvan diepen we herinneringen op en/of laten we onze gedachten de vrije loop over bijbehorende coureurs, teams en momenten.

Zou hij het weten, Fernando Alonso? Dat hij met een in Nederland iconisch nummer rijdt, en dat tegenwoordig ook nog eens in een oranje bolide? Als voetballiefhebber, zelfs als fan van Real Madrid, weet hij het vast.

14 staat in het Nederlandse voetbal voor inzicht, gogme, brille, magie. Natuurlijk, Cruijff speelde ook met andere rugnummers, zoals Alonso andere startnummers heeft gehad. Maar zeg Cruijff, en je denkt aan de mythe van nummer 14. Dat flying kick doelpunt voor Barcelona. Slaloms en dribbels, achteloos ogende maar briljante passjes voor Ajax en in Oranje. Die geniale curvebal tegen ADO. De stift tegen Haarlem. De Cruijff-turn tijdens Nederland – Zweden. Cruijff zal heus niet elke keer briljant zijn geweest, maar het is wat beklijft. Bij wie hem heeft zien spelen, maar ook bij wie alleen de beelden en verhalen kent.

Een terugkeer naar Renault, waar hij in 2005 en 2006 kampioen mee werd, leverde Alonso in 2008 zeges op in Singapore en Japan.

Misschien is dat later wel zo met Alonso. Dat je denkt aan de knappe optredens met een aftandse Minardi in 2001. Dat je die eerste zege terugziet, Hongarije 2003 met Renault, waar hij Michael Schumacher op een ronde zette. Of de winnende eindsprint op een natte Nürburgring in 2007. Hoe hij zijn kansen perfect verzilverde op Fuji in ’08. In 2010 ijskoud van pole naar de zege reed in de verzengde hitte van Singapore, met Sebastian Vettels hete adem in zijn nek. Zijn complete titelcampagne in 2012, met een Ferrari die eigenlijk geenszins kampioenschapsmateriaal was. Al die keren de laatste jaren dat hij het maximale uit een manke McLaren sleepte – vijfde in Monaco en Amerika in 2016, P1 in Q1 op een nat Silverstone dit jaar, het gevecht met Lewis Hamilton in Mexico.

‘Opgeven’ is een woord dat, zolang hij kansen ziet, niet in Alonso’s woordenboek voor komt. (Al is hij tegenwoordig ook een meme-koning.)

Een rode draad in alle herinneringen aan Alonso zal waarschijnlijk ook zijn ’talent’ zijn op het verkeerde moment het verkeerde team te kiezen. Vaak na een conflict. Iets wat Cruijff niet vreemd was. Met Alonso, een echte aanvoerder, was het ook vaak politiek. In 2007 verscheurde de tweestrijd met Hamilton (samen met een spionageschandaal) McLaren, met Kimi Räikkönen de lachende derde in de titelstrijd. Alonso ging terug naar Renault, en daarna naar Ferrari. Na vijf jaar had hij daar genoeg van de ups and downs. Terwijl Ferrari zich sindsdien heeft opgericht, heeft Alonso drie jaar verspeeld bij McLaren – Honda. Een motordeal met oude bekende Renault moet hem daar de kans geven de prijzen te winnen die bij zijn status en mythe passen – waar die ‘maar’ twee titels schril bij afsteken.

Net zoals de voetbalfan elke keer dat Cruijff zijn voetbalschoenen strikte wist dat ‘nummer 14’ met elk balcontact iets magisch kon laten zien, weet de Formule 1-fan dat dit zo is wanneer Alonso zich in zijn bolide laat zakken. Altijd gedreven, elke ronde onverbiddelijk aan het pushen. Ook nu nog, nu hij op 29 juli alweer 37 wordt. Zou hij het weten, Fernando Alonso, dat Cruijff op die leeftijd nog een laatste keer kampioen werd?

Alonso jaagt inmiddels ook op de ’triple crown’: het winnen van de GP van Monaco (wat hij twee keer heeft gedaan), de 24 Uur van Le Mans en Indy 500 – waar hij in 2017 aan meedeed.