In de rubriek ‘het startnummer’ pakt Formule 1 voor elke dag van de maand januari het bijbehorende startnummer erbij. Aan de hand daarvan diepen we herinneringen op en/of laten we onze gedachten de vrije loop over bijbehorende coureurs, teams en momenten.

Toen startnummers nog op basis van inschrijfvolgorde werden uitgedeeld, reden Alberto Ascari, Nino Farina en Bruce McLaren wel eens met 20, het nummer dat sinds de toekenning op basis van het constructeurs-WK op bolides van Keke Rosberg, Nelson Piquet en Martin Brundle heeft gestaan. In 1998 behoorde het toe aan Tyrrell – en Ricardo Rosset. Over hem gaat dit verhaal.

De Tyrrell-monteurs vonden Rossets prestaties zo tegenvallend, dat ze zijn naam op zijn paddockscooter veranderden in ’tosser’ – rukker.

Rosset kon niet aan de eerder genoemde coureurs tippen. De slechtste coureur ooit is hij niet, al zei Brundle als commentator eens dat de discussie of de coureur met wie hij nummer 20 deelde in de Formule 1 thuishoort ‘een korte’ zou zijn. Helemaal eerlijk is dat niet. Rosset is een subtopper in de Formule 3 en in 1995 vice-kampioen Formule 3000. Dat de Formule 1 volgt, is geen grote verrassing. Hij tekent voor 1996 bij Arrows, als teamgenoot van Jos Verstappen. Rosset heeft het moeilijk in de Formule 1 en met Verstappen, die hem 16 – 0 klopt in de kwalificatiestrijd.

Voor 1997 hoopt Rosset op Tyrrell, maar dat kiest voor Verstappen. Na een mislukt avontuur met Lola (daarover meer in deel 24 van ‘Het Startnummer’), komt Rosset in 1998 alsnog bij Tyrrell, ten koste van Verstappen. Tyrrell is overgenomen, verandert in 1999 in British American Racing. ’98 is een tussenjaar, en voor Rosset wordt het een ramp.

Rossets weekend in Monaco was pijnlijk.

Tyrrells 026 (de basis voor de tweezitters van de F1 Experience van nu!) is niet slecht. Teamgenoot Toranosuke Takagi heeft geregeld prima uitschieters, Rosset wordt 15 van de 16 keer geklopt. Erger is dat de 107-procentregel – coureurs moeten binnen die marge van pole zitten om mee te mogen doen – maar liefst vijf keer een onoverkomelijk obstakel blijkt.

Het pijnlijkste is zijn weekend in Monaco. Rosset zit al buiten de 107-procent als hij vol blokkerend doorschiet bij Mirabeau. Hij gooit de Tyrrell in z’n achteruit. Met een slakkengang hobbelt hij terug de heuvel op. Het kost moeite de vooruit te vinden. Met hulp van de zwaartekracht krijgt hij de Tyrrell bergaf weer aan de gang. Eenmaal gaande, gooit hij hem bij het Zwembad in een spin en is het over en uit.

Het is na een eerdere DNQ in Spanje de tweede race op rij waarin hij niet mag starten, een reeks die hij herhaalt in Duitsland en Hongarije. Op Spa, kwalificeert Rosset zich wel. Hij kan er niet lang van genieten: hij rijdt vol op een aantal in de massacrash voor hem gebotste coureurs in. Rosset haalt de (her)start zo alsnog niet.

Drie races later is de finale in Suzuka. Zonder Rosset. Die komt weer niet door de kwalificatie. Ook de race die zijn laatste had moeten zijn, start hij niet. Rosset verdwijnt door de achterdeur. Racen laat hij jarenlang na. Hij is er klaar mee. Tot 2008, tien jaar later. Dan stapt hij in voor de Braziliaanse Porsche GT3 Cup. Het plezier is terug, hij wint weer races en wordt in 2010, 2013 en 2015 kampioen.

Rosset was niet slecht in de opstartklassen, maar kreeg het in de Formule 1 maar niet voor elkaar.