Een vuistregel in de Formule 1 luidt dat een goede startplaats meestal een garantie biedt voor een goed resultaat aan de finish. Zeker op smalle banen als Monaco kun je het wel schudden als je je niet op de voorste startrijen kwalificeert. Toch zijn er ook wel eens opmerkelijke uitzonderingen die de regel bevestigen. Deze coureurs verbaasden vriend en vijand door vanaf een schier uitzichtloze startplek alsnog naar de overwinning te rijden.

5. Michael Schumacher – GP België 1995 – P16

In 1995 is Michael Schumacher in een felle strijd om het kampioenschap verwikkeld met Damon Hill, als het Formule 1-circus België aandoet. Het hele weekend regent het op Spa, en daardoor pakt de kwalificatie niet gunstig uit voor de Duitser: hij zet zijn Benetton slechts op de zestiende plaats neer.

Wat volgt op zondag is een demonstratie van Schumachers kunnen op een natte baan, én van de controversiële capriolen waar de Duitser berucht mee werd. Na de start rukt Der Michael in een mum van tijd op naar voren, waar hij achter Hill op de tweede plaats komt te rijden. Te midden van steeds wisselende weersomstandigheden en diverse bandenwissels leveren de twee rivalen strijd om de koppositie.

Schumacher beslist de strijd in zijn voordeel. Hij wint de race uiteindelijk met negentien seconden voorsprong, maar niet nadat hij Hill bijna van de baan heeft gewerkt door de Engelsman in hun gevecht op alle mogelijke manieren te blokkeren. Het gaat maar net goed: de wielen van Schumachers Benetton en Hills Williams raken elkaar meermaals in de snelste bochten van het circuit. De Duitser komt er met een voorwaardelijke schorsing betrekkelijk goed vanaf.

4. John Watson – GP USA East 1982 – P17

Amerika is in 1982 het toneel van niet één, maar drie Grands Prix. Eén daarvan is een nieuwe race op een stratencircuit langs Detroit River. De aanloop naar de Grand Prix is niet zonder problemen: een geplande verkenningstraining op donderdag kan niet doorgaan omdat het circuit nog niet klaar is, zodat de coureurs maar één uur op vrijdag hebben om het nieuwe circuit te leren kennen. In de verregende kwalificatie op zaterdag komt de Noord-Ier John Watson in zijn rood-witte McLaren niet verder dan zeventiende plaats.

Op zondag zijn de weersomstandigheden een stuk beter, en verlopen de eerste paar ronden zonder problemen. Totdat, met Watson op de veertiende plek, in de zevende ronde een crash van Roberto Guerrero en Riccardo Patrese een rode vlagsituatie veroorzaakt. De coureurs wachten bijna een uur in de pits, voordat de race weer verder kan gaan.

Na de herstart staat er op Watson geen maat. Hij haalt bijna het hele veld in, voor hij in ronde 33 drie man voorbijsteekt en zich op een tweede plaats achter leider Keke Rosberg terug vindt. Watson laat zijn zegetocht door Rosberg niet tegenhouden: de Williams van de besnorde Fin kampt met problemen met de benzinetoevoer en zijn banden, zodat Watson hem eenvoudig kan inhalen, om daarna met ruime voorsprong naar de overwinning te rijden.

3. Kimi Räikkönen – GP Japan 2005 – P17

Een race eerder in Brazilië heeft Fernando Alonso al zijn eerste wereldtitel veilig gesteld, dus eigenlijk staat er voor zijn naaste belager Kimi Räikkönen in Japan niets meer op het spel. Toch is de zwijgzame Fin, die doorgaans ieder resultaat lager dan de eerste plaats verspilde moeite vindt, niet van plan genoegen te nemen met de teleurstellende zeventiende startplaats die hij in de regenachtige kwalificatie op het circuit van Suzuka veroverd heeft.

Aan het begin van de race doet Räikkönen een aardige start teniet door er in de laatste bocht van de eerste ronde af te vliegen. Hij wordt ingehaald en belandt op de twaalfde plek. Als een geluk bij een ongeluk crasht teamgenoot Juan-Pablo Montoya even later op dezelfde plaats, met een safety car als gevolg.

Na de neutralisatie begint Räikkönen aan zijn opmars. Op weg naar de kop rekent hij af met Alonso (ingehaald met een snelle pitstop) en Michael Schumacher (spectaculaire inhaalactie op start/finish). Tien rondjes voor het einde komt de Fin even aan de leiding, maar moet die tijdens zijn laatste pitstop weer afstaan aan de Renault van Giancarlo Fisichella. Het lijkt erop alsof de fantastische race van ‘The Iceman’ hem nét niet op de hoogste trede van het podium zal brengen – tot de allerlaatste ronde, wanneer hij Fisichella met een gedurfde alles-of-niets-inhaalactie alsnog verschalkt.

2. Rubens Barrichello – GP Duitsland 2000 – P18

Rubens Barrichello leeft in 2000 zijn droom: na jaren bij middenmoters als Jordan en Stewart, is de Braziliaan nu Ferrari-coureur. Aan de vooravond van de Grand Prix van Duitsland heeft Barrichello al zes podiumplaatsen veroverd voor de Scuderia, maar zijn felbegeerd eerste zege ontbreekt nog. Als Rubinho zich voor de race op de achttiende plaats kwalificeert, houdt niemand op zondag nog met hem rekening.

Barrichello gaat echter als een raket van start, en haalt links en rechts zijn concurrenten in op de eindeloze rechte stukken door het donkere bos bij Hockenheim. Bij de zesde doorkomst ligt hij al op een knappe zesde plaats. Uiteindelijk belandt Barrichello op de derde plaats, achter de McLarens van Häkkinen en Coulthard, die met een veilige voorsprong van dertig seconden onaantastbaar lijken.

Dan volgt een bizar incident. Een boze medewerker van Mercedes, die na twintig jaar trouwe dienst van het bedrijf de zak heeft gekregen, rent het circuit op om te protesteren. De wedstrijdleiding grijpt meteen in en stuurt de safety car de baan op. Alle auto’s stoppen direct voor nieuwe banden, maar McLaren maakt er een potje van: beide auto’s komen tegelijk binnen en Coulthard valt ver terug. Maar ook Häkkinen ziet door de safety car zijn voorsprong als sneeuw voor de zon verdwijnen.

Als de safety car weg is, wordt de chaos nog groter. Het begint hard te regenen, en Häkkinen rijdt de pits in voor regenbanden. Barrichello, die de leiding nu in de schoot krijgt geworpen, neemt een gok en blijft buiten op zijn slicks. Het werkt: Rubens weet zijn Ferrari op het soms verraderlijk gladde circuit te houden en wint de race. Op het podium wordt hij, overmand door emoties, op de schouders genomen door nummers twee en drie Häkkinen en Coulthard.

1. John Watson – GP USA West 1983 – P22

De meest onwaarschijnlijke inhaalrace uit de geschiedenis van de Formule 1 is eigenlijk een dubbele. We schrijven de Grand Prix van Long Beach in 1983. John Watson – die het kunstje een jaar eerder ook al had geflikt – en zijn teamgenoot Niki Lauda worstelen met de afstelling van hun McLarens, en beginnen respectievelijk als 22e en 23e aan de race. Een totaal kansloze uitgangspositie, zou je zeggen.

Maar dat verandert al snel. Watson en Lauda halen in als bezetenen en snijden, keurig achter elkaar, als een warm mes door de boter door het veld heen. Het geluk helpt hen ook een handje: op een gegeven moment moeten in amper vier rondjes in een wervelwind van botsingen en mechanische defecten niet minder dan acht coureurs de strijd staken. Daarna bevindt het McLaren-duo zich warempel op een derde en vierde plaats, met Lauda voor Watson.

Als de leiders in de race, Laffite en Patrese, er in hun gevecht om de kop een potje van maken, kunnen Watson en Lauda (inmiddels weer van plek gewisseld) profiteren en de kopposities overnemen. De race is dan pas net over de helft. Lauda krijgt last van kramp in zijn rechterbeen, desondanks gaan de McLaren-coureurs gewoon verder met het vernederen van de concurrentie. Na helemaal achteraan begonnen te zijn aan de race, wint Watson de race met 27 seconden voorsprong op Lauda. René Arnoux in de Ferrari volgt op gepaste afstand: hij moet meer dan een minuut toegeven op de winnaar.