Allemaal mooi en aardig natuurlijk, dat Monaco, maar dat is niet waar het in het leven echt om gaat. Dat heb ik vorige week weer eens gemerkt toen ik in een dierenpark in Olmen was. Daar heb ik oog in oog gestaan met cheeta’s. Dat is het snelste landdier ter wereld en ook het dier waar ik mijn logo aan ontleend heb.

De cheeta past bij mij. Hij is snel en valt aan, net als ik. Ik was daar voor de stichting Spots, waarvan ik sinds een tijdje ambassadeur ben. Zij zetten zich in voor de bescherming van katachtigen, zoals leeuwen, tijgers en luipaarden. En dus de cheeta.

Ik ben altijd gefascineerd geweest door die dieren. Veel mensen denken dat een luipaard snel is, maar vergeleken met de cheeta zijn dat maar slome beesten. Een cheeta kan op volle snelheid bijna 140 kilometer per uur halen. Alleen had ik er nog nooit een in het echt gezien en nu heb ik er zelfs een aangeraakt. Je voelt de spanning en de spieren in dat machtige lijf.

Ik wil mijn bekendheid graag gebruiken om geld in te zamelen voor de bescherming van dit dier. Honderd jaar geleden waren er nog honderdduizend in 44 landen. Nu zijn er nog maar tienduizend, en in twintig van die landen komt hij helemaal niet meer voor. Als we niets doen is de cheeta in 2010 helemaal uitgestorven. Het probleem is dat ze heel erg verspreid leven waardoor de kolonie niet kan groeien. In Afrikaanse landen worden ze bedreigd door boeren die de cheeta doodschieten omdat ze bang zijn dat ze het vee doden.

Met het geld dat we inzamelen kunnen die boeren waakhonden kopen. Als er een cheeta in de buurt van zo’n boerderij komt, slaan die honden aan, waardoor de cheeta’s op de vlucht slaan. Altijd nog beter dan afgeknald worden. Een ander probleem is het stekelige struikgewas dat in veel Afrikaanse en Aziatische landen voorkomt. Cheeta’s, maar ook leeuwen en tijgers, hebben veel last van deze struiken, waarvan er door verdroging steeds meer komen.

Ze worden er bijvoorbeeld blind van of raken gewond door de scherpe takken. Met het geld van stichting Spots worden die struiken opgeruimd en wordt het in blokken geperst zodat de lokale bevolking het als brandstof kan gebruiken. Zo snijdt het mes aan twee kanten.

En dan sta je een paar dagen later weer in Monaco tussen de dure boten. Tja, dat is een andere kant van het leven. Wel apart hoor, dat je op vrijdag niet hoeft te rijden. Ik heb geprobeerd er nog een beetje een vrije dag van te maken, maar ik ga liever gewoon rijden op vrijdag, zoals we bij alle andere Grand Prix’ doen. Als je dan tijdens de eerste trainingsdag een probleem hebt, kun je dat de volgende dag meteen oplossen.

Nu moest ik een dag rondlopen met het idee dat de auto niet deed wat ik wilde. Dat het uiteindelijk allemaal nog goed kwam is natuurlijk perfect, maar dat wil ik het liefst zo snel mogelijk doen. Je kunt wel een middagje gaan jetskiën in de haven, maar als je je zorgen maakt over de prestaties van je auto heb je toch niet echt een lekkere vrije middag.

Christijan Albers