Acht jaar, vier maanden en een beetje: zoveel tijd zal er verstreken zijn als Robert Kubica in maart van 2019 zijn comeback maakt als Formule 1-coureur. Een lange tijd, maar geen zeldzaam lange tijd: het record voor de langste ‘pauze’ tussen twee Grands Prix staat nog altijd op naam van Jan Lammers.

“Het is geen record waar je dagelijks aan denkt, maar ik ben er best een beetje trots op”, vertelt Lammers desgevraagd. Voor hem zat er nóg meer tijd tussen: tien jaar en bijna drie maanden verstreken tussen zijn laatste optreden in 1982 – de Grand Prix van Nederland – en zijn terugkeer eind 1992, in Japan. 164 races stond Lammers aan de kant alvorens terug te keren, zes meer dan Kubica er straks heeft uitgezeten.

Natuurlijk, de omstandigheden zijn compleet anders. Kubica keert terug na een hevige rallycrash en langdurig blessureleed, Lammers raakte in de loop van 1982 zijn zitje kwijt bij Theodore en richtte zich een tijdlang op andere klassen, maar het bloed kroop waar het niet gaan kon en dus greep hij eind 1992 de kans om in te stappen bij March, een armlastige middenmoter die was gered door de Nederlandse zakenman Henny Vollenberg.
(Tekst loopt door onder de foto)

“Als ik er nu met enige zelfreflectie aan terugdenk, denk ik dat die comeback na zoveel tijd veel zegt over mijn ambitie van toen. Al zat ik toen ik die comeback maakte natuurlijk met m’n hoofd in m’n kringspier en oogkleppen op, om het zo te zeggen”, verhaalt Lammers. “Financieel was het ook niet mijn beste zet, maar er zat wel echt een gedachte en logica achter om het voor de laatste twee races te doen. Ik had eerder in mijn loopbaan wel eens alleen de eerste paar races gedaan en dan was je eigenlijk de rest van het jaar ex-Formule 1-coureur, terwijl ik me door de laatste twee te doen nog de hele winter Formule 1-coureur mocht noemen. In die zin was het vier halen, twee betalen.”

‘Moment of glory’
Dat Lammers destijds in het WK Sportscars reed voor het Toyota-fabrieksteam en daar goed verdiende, zorgde ervoor dat hij het financieel en sportief wel aan durfde. Want qua wennen viel het best mee, na tien jaar weer in een Formule 1-auto stappen. “Met de Sportscars waren er in die tijd circuits waar wij sneller gingen dan de Formule 1. Ayrton Senna reed dat jaar in Monza 1:25, de maandag erna testten wij daar en reden 1:24.8. In dat opzicht was het niet eens heel erg aanpassen.”

Het moment of glory, zoals Lammers het noemt, van zijn comeback kwam in de natte zaterdagochtendtraining op het hem welbekende Suzuka. “Ik was zesde, maar twee plekken achter Senna.” De kwalificatie verliep minder: 23e. “Het probleem met die March was dat het chassis onder veel druk stond in de bochten en als je de auto roteerde merkte je dat ie daaronder moeite had met schakelen, dat liep niet goed. Het leidde ertoe dat ik ‘misschakelde’, dat heeft me echt wel zes plekken op de grid gekost.”

1.2 miljoen gulden
De race zat er een dag later na 27 ronden op. Twee weken later in Australië kwalificeerde Lammers zich als 25e en finishte als twaalfde. Het bleek het einde van zijn Formule 1-loopbaan, al wist Lammers dat toen nog niet. “Ik had een contract met March voor 1993 en had de financiën op een rijtje, maar toen ik mijn eerste aanbetaling deed aan Mario Illien voor de motoren zei hij: ‘prima’ en stak het vervolgens in een openstaande schuld van March in plaats van een motor te leveren. Dat liep dus niet zoals ik wilde”, zegt hij met gevoel voor understatement.

Lang verhaal kort: March ging ten onder en verscheen in 1993, ondanks dat Lammers zelfs naar Zuid-Afrika afreisde voor de openingsrace, niet meer aan de start. Gesteggel achter de schermen met Illien en diens firma Ilmor leidde voor Lammers tot een lang juridisch proces. “Privé heeft het me wel 1.2 miljoen gulden gekost. Ik ben nooit naar Harvard gegaan, maar heb zo in de praktijk toch wel aardige lessen geleerd.” Een dure les, maar: “Ik heb nergens spijt van. Natuurlijk denk je later wel eens: dat is flink fout gegaan, maar daar ben je dan ook weer wijzer van geworden. Als je dat toegeeft, leer je ervan en laat je ook zien dat je ervan geleerd hebt.”

Verhaal voor verjaardagen
En Lammers heeft er toch maar mooi een record aan overgehouden. “Ik had eigenlijk twee records die het lang goed deden op verjaardagen en feestjes: dit record én dat van de beste startplek voor een Nederlander, maar Max Verstappen heeft me dat twee jaar terug afgenomen. Mijn vierde plek in Long Beach 1980 heeft toch 36 jaar gestaan. Ik was daar ook best trots op, vooral omdat in de tussentijd jongens als Jos Verstappen, Christijan Albers en Robert Doornbos zijn gekomen, maar het toch is blijven staan tot Max voorbij kwam.”

“Ach, het is eigenlijk alleen maar goed”, grinnikt Lammers. “Het is wellicht wel zo dat zonder zo’n record niemand het ooit nog over je heeft, maar dat is misschien ook niet erg!”, lacht hij. Het andere record, van langste tijd tussen twee races, heeft hij nog. “En ik ben daar vooral trots op omdat het iets zegt over mijn gedrevenheid van toen, het er een soort bevestiging van is.”

Record stevig in handen
Dat Kubica straks terugkeert – na acht jaar – zegt volgens Lammers net zozeer iets over de motivatie van de Pool. “Dat hij ondanks wat hij heeft meegemaakt en z’n beperking terugkomt, laat zien dat hij behalve heel getalenteerd ook iemand met heel veel passie en ambitie is. Hoe het straks gaat hangt vooral van zijn auto af, maar als de Williams goed is, kan hij best mooie dingen laten zien.”

En of iemand Lammers ooit zijn record van langste ’tussenpauze’ nog afneemt? De inmiddels 62-jarige coureur zelf denkt dat het twee kanten op kan: “Want aan de ene kant beweegt de sport zich tegenwoordig heel snel voort, maar aan de andere kant is de Formule 1 fysiek toegankelijker geworden en hebben coureurs een langere houdbaarheidsdatum.” Maar toch, het moet gek lopen wil iemand dit record nog van Lammers afpakken…