Het was een crash met meer dan één klap, afgelopen zaterdagmiddag, toen het zo vreselijk mis ging voor Anthoine Hubert. Maar na die ene, afgrijselijke klap waarbij Juan Manuel Correa hem zo ongelukkig raakte, werd het oorverdovend, angstig stil.

Het is 17:07, tijdens de mediasessie van Red Bulls Alexander Albon, de normaal zo goedgeluimde Thai, vorig jaar actief in dezelfde Formule 2 waarin Hubert nu rijdt. Albon zit met zijn rug richting het scherm op het dak van Red Bulls hospitality, doet rustig verhaal. Tot een collectieve ‘oh’ van de om hem heen verzamelde pers klinkt. Albon draait zich om, naar het scherm, en valt gelijk stil. Coureurs herkennen een ernstige crash direct.

De sessie wordt beëindigd, de blikken zijn op de tv gericht. Er wordt geen herhaling uitgezonden. ‘Geen goed teken’, klinkt het gelijk. Verrassend snel wordt duidelijk dat de race niet wordt hervat. Een nog veger teken.

Max Verstappen schuift aan. De tien minuten met de internationale én tien minuten met de Nederlandse pers worden ruim binnen de aangegeven tijd afgewerkt. De kwalificatie, de snelle Ferrari’s, Honda, het is even bijzaak. Ook voor Verstappen. Steeds weer dwalen, keren de blikken richting het scherm en de mobieltjes. Journalisten vragen meer aan elkaar dan aan Verstappen. Op stille toon: ‘Wat heb jij gehoord?’

Hubert won dit jaar twee races voor Arden.

Het dakterras verandert in een uitkijkpost. Ambulances worden geteld. Zes, zeven stuks. Een filmpje van de crash gaat rond, maar verdwijnt weer net zo snel van social media. Foto’s zijn hardnekkiger. Wat uitblijft is die zo gehoopte update: dat het goed gaat met Correa en Hubert.

Beneden in de paddock neemt het geroezemoes toe. Geruchten gonzen uit respect niet rond, maar worden gefluisterd. Tekenen van leven, klinkt het hoopvol, al zijn andere stemmen minder positief. Iedereen is uitgelopen, maar hoofden blijven gebogen – ook om te staren naar schermen. Opnieuw laden. Refreshen in een poging tegen beter weten in goed nieuws af te dwingen. Nog één keer klinken de motoren als de F2-auto’s van de Formule 1-pits naar hun eigen paddock rijden.

Twee minuten, zo lang is de wandeling daar naartoe. Naar het oude pitgebouw van Spa. Spa dat zo vaak wordt geroemd om hoe snel en old school het is, maar vandaag verfoeid.

Land- en leeftijdsgenoot Esteban Ocon loopt langs met iemand van Renault, waar Hubert in het talentenprogramma zit, en zegt: ‘Ai, ai, ai’. Hier en daar wordt bij teams gewerkt, maar de gezichten staan op oneindig. Het is warm, benauwd, druk. De Formule 2-paddock is vol; zelfs er doorgaans niet geziene journalisten van Britse sensatiekranten weten deze ineens te vinden. Er wordt gewacht, weinig gezegd. Waar normaal iedereen in de F2 aan te spreken is, wil even niemand praten.

De stilte hangt als spanning in de lucht, alleen doorbroken door de frituur annex feesttent aan het eind. Daar wordt door feestvierders gedronken, gebrald en gelald in Frans, Engels en luid Nederlands. Natuurlijk over de crash, vaak uitgebeeld met handgebaren, maar ook hele andere zaken. ‘I heard you say! I heard you say! I heard you say!’, dreunt over de speakers, tot iemand na lang wachten het gezond verstand heeft de volumeknop omlaag te draaien – zij het nog steeds niet op nul.

In 2016 reed Hubert Formule 3 voor Van Amersfoort.

De VIPs zijn blind voor de Formule 2-familie om hen heen, het contrast schrijnend. Bij Arden, het team waarvoor Hubert dit jaar twee races won, wast één iemand afwezig de velgen. Gewoon omdat het hoort. Bij PREMA rolt een motor zachtjes weg: Zwitsers kenteken, bekende helm. Mick? Manager Sabine Kehm en moeder Corinna Schumacher blijven achter – de zo bekende zorgen om een racende zoon of pupil plaatsvervangend op hun gezicht getekend.

Stoffel Vandoorne komt voorbij, de blik gepijnigd. Formule 2, toen nog GP2, is waar hij groot werd. Twee jaar reed hij voor ART, waarmee Hubert in 2018 GP3-kampioen werd. Vandoorne schudt handen met goede vrienden en bekenden, zonder de vreugde die daar normaal mee gepaard gaat.

Het geroezemoes neemt toe. Nieuwe geruchten: slecht nieuws als het waar is, maar niks officieels. Onder escorte baant een auto met ogenschijnlijke hoogwaardigheidsbekleders een weg richting wedstrijdleiding. Een politieauto rijdt met licht maar zonder sirene door de paddock, door naar de plek van het onheil. Nog geen vijfhonderd meter verderop, bergop.

Niet veel later, iets voor zeven, is daar de bevestiging van wat werd gevreesd, en volgt de wandeling terug naar de Formule 1-paddock.

Daniel Ricciardo loopt er naar zijn team Renault; de lach oneindig ver weg. Bij een Franse collega is het amper doorgedrongen, zoals hij het in de eerste plaats moeilijk te geloven vond dat Hubert coureur was. “Hij was eigenlijk veel te aardig om coureur te zijn.”

Overal staan blikken op onbegrip, op nog niet bevatten. Alsof de tijd heeft stilgestaan sinds 17:07, het moment van die ene klap. Toch is deze doorgetikt. En staat het inmiddels zwart op wit op het papier dat een FIA-functionaris zwijgend in een al even stille persruimte ronddeelt: Anthoine Hubert, 22, is overleden.