Omdat fotograaf en carpooler Peter van Egmond een avondklus had, reed ik op vrijdag met een paar collega’s mee. Ze sliepen in een hotel op tien minuten van het mijne, dus van daaruit wilde ik een taxi nemen voor het laatste stukje. Klinkt eenvoudig, maar dat was het niet.

Het hotel van mijn collega’s had weliswaar een eigen limoservice, maar gewone taxi’s waren niet te vinden. Terwijl ik stond te wachten bij het loket van waaruit de rijken der aarde aan passend vervoer werden geholpen, kwam er een Indiase man in een traditioneel gewaad en aan elke vinger een fonkelende ring aan. Hij had gezelschap van vier jonge vrouwen.

Plotseling was iedereen in rep en roer om de man te helpen. Daarna was ik aan de beurt. Nee, van mijn hotel had de bejaarde medewerker nog nooit gehoord. Het kaartje dat ik bij me had kon hij niet lezen. Maar als ik het even op zijn telefoon wilde intikken, kon hij me wel brengen. Met zijn eigen auto, tegen een schappelijke prijs. De limousine was immers al bezet.

Vooruit dan maar.

Met zijn telefoon op tien centimeter van zijn gezicht reden we in een slakkengang de parkeerplaats af. Bij het eerste stoplicht gaf de telefoon een piepje en werd het scherm zwart. De bestuurder begon jammerende geluiden te maken. Na verschillende pogingen om zijn telefoon weer aan de praat te krijgen, waarvan de eerste midden op de weg, stopten we bij een bushalte. Het ritje van tien minuten duurde nu al een half uur.

De buschauffeur wees ons de weg, helaas in het Maleis zodat slechts één van ons de aanwijzing kon verstaan. Wat ik wel begreep is dat hij gebaarde dat wij naar rechts moesten. Wat ik dan weer niet begreep is dat wij linksaf gingen. Een kwartier later later zag ik het logo van mijn hotel opdoemen. Ik wees mijn chauffeur, rechts, waarna hij diréct rechtsaf stuurde. Nu stonden we op een voetpad in een park. Daar ben ik maar uitgestapt, ik wist de weg terug naar mijn hotel.

Alleen weet ik niet zeker of mijn chauffeur het zijne heeft teruggevonden.