Op zaterdagochtend liep ik even bij Lotus naar binnen voor een kop koffie. Aan een tafeltje in de hoek van dat mooie, met levensgrote foto’s van Jim Clark en andere Lotus-iconen versierde motorhome, zat Karun Chandhok.

Karun is geen Lotus-icoon. Hij is alleen testrijder, en dan ook nog eentje die zelden mag rijden. En als hij dan eindelijk eens mag instappen, gaat er telkens van alles verkeerd. Karun spint op koude banden en raakt de vangrails. Of het regent zo hard dat er bijna niet te rijden valt. Of, zoals gisteren, er gaat een versnellingsbak stuk.

“Tja, echt leuk is het niet”, vertelde Chandhok. “Maar ik hou de moed erin.” Hij hoopt namelijk dat Lotus hem tijdens de Grand Prix van India het hele weekend laat rijden. Dan zal Chandhok eens laten zien wat hij in huis heeft. Misschien dat het hem zelfs een plekje als racecoureur oplevert in 2012. “Zonder hoop kom je nergens.”

Jammer genoeg is hij niet de enige die hoopt op een afscheid van Jarno Trulli. Terwijl ik met Chandhok zat te praten, kwamen Davide Valsecchi en Luiz Razia binnen, twee modale GP2-coureurs die ook een testdeal met Lotus hebben. En dan heeft het team ook nog Ricardo Teixeira onder contract, een Portugees die met een Angolese licentie rijdt en uit dat Afrikaanse land sponsoring van de oliemaatschappij Sonangol meebrengt. Op zijn website poseert Teixeira in volledige Lotus-uitrusting, al is zijn rol beperkt tot het besturen van een oude auto tijdens een filmdag en een paar rondjes tijdens de wintertest.

Een Lotus-icoon zullen deze mannen nooit worden. In de dagen van Jim Clark waren er ook secondanten die de tweede viool speelden achter de legendarische Schot. Innes Ireland, Richard Attwood, Peter Arundell, ze konden nooit uit de schaduw van Clark komen. Hun erelijst houdt in het beste geval op bij 1 overwinning (Ireland) of een handvol WK-punten. Maar ze wisten waar ze aan begonnen toen ze bij Lotus tekenden. Bij Chandhok en zijn collega’s vraag ik me dat ten zeerste af.