Nu Nico Hülkenberg is bevestigd als Renault-coureur voor 2017, is er bij Renault nog maar één stoeltje over. Volgens Jolyon Palmer maakt dat de strijd tussen hem en zijn teamgenoot, Kevin Magnussen, alleen maar heftiger.

In gesprek met Autosport geeft Palmer aan dat de aanstaande resultaten in het kampioenschap bepalend kunnen zijn voor zijn toekomst. “De strijd met je teamgenoot is behoorlijk gespannen, met het oog op volgend jaar. Er is waarschijnlijk een extra belang voor ons beiden om voor de ander te eindigen”

“Ik push nog steeds om te laten zien wat ik in mijn mars heb, en dat doe ik hopelijk voor Renault”, vervolgt hij. “Zo niet, dan moet ik laten zien wat ik kan voor alle andere teams. Er staat veel op het spel, ik hoop dat het niet te laat is.”

Palmer scoorde in zijn eerste Formule 1-seizoen tot dusver slechts één punt, terwijl zijn teamgenoot al zeven punten bij elkaar heeft gesprokkeld. Vooral in de eerste seizoenshelft moest Palmer overduidelijk zijn meerdere erkennen in Magnussen, maar sinds de zomerstop meent hij zich herpakt te hebben.

“Sinds de zomerstop, of misschien zelfs al sinds Boedapest, zijn mijn prestaties veel sterker geweest”, meent hij. “Elk weekend sta ik mijn mannetje, en mijn pace is veel beter. Ik doe alles wat ik kan en ik hoop dat het genoeg is.”

“Ik ben tevreden nu ik een goede reeks heb neergezet met mijn kwalificaties, en de pace in de afgelopen drie races was goed. Austin is de eerste race waar ik niet het resultaat heb behaald dat gerechtvaardigd was voor mijn pace.”

In de race in Austin raakte Palmer even gefrustreerd, omdat hij vast kwam te zitten achter Magnussen, maar er niet voorbij kwam. De Brit had graag gezien dat zijn team aan Magnussen de opdracht zou geven om hem er voorbij te laten, maar dat gebeurde niet. Desondanks hoopt hij dat Renault in de gaten heeft gehad hoe sterk zijn race was.

“Ik kon Kev (Magnussen, red.) niet voorbijkomen, maar ik deed een zeer lange run op de mediums en wist de banden levend te houden tot het einde. Hopelijk hebben ze kunnen zien dat de pace er was.”