Zijn eerste vliegende ronde in Q2 had zijn beste rondje van het weekend moeten worden. En dat was het ook, volgens Carlos Sainz. “Tot de laatste tweehonderd meter dan.”

Dat je geen wereldkampioen hoeft te zijn om je handtekening te zetten op de beruchte ‘Wall of Champions’, werd namelijk door Sainz nadrukkelijk bewezen. De Toro Rosso-coureur raakte tijdens Q2 bij zijn eerste poging een snelle ronde neer te zetten met zijn achterwiel de muur bij het opkomen van het rechte stuk. Dat was teveel voor de achterwielophanging, die afbrak, waarna ook de voorkant van Sainz’ auto het beton raakte. Einde oefening voor de Spanjaard, die nog wel zo goed onderweg was. “Ik deed mijn ogen dicht en ging ervoor”, zegt Sainz. “Ik wist dat ik me flink moest verbeteren ten opzichte van mijn beste rondje in Q1, want die viel me nogal tegen.”

Dat Sainz niet letterlijk zijn ogen dichtdeed blijkt uit het feit dat hij het bij deze beeldspraak heeft over het begin van zijn vliegende ronde, en niet over de crash zelf. “Na drie of vier bochten wist ik dat dit mijn beste rondje kon gaan worden. Ik ging als een speer. Maar toen kwam ik bij de laatste bocht aan. Daar heb ik gewoon teveel risico genomen. Het had geen ongeluk hoeven zijn, want ik had ruimte genoeg. Ik ging alleen net iets te snel waardoor de achterkant van de auto uitbrak. Ik wilde net dat beetje extra geven, maar het was te veel. Als alles goed was gegaan zou het een super rondje zijn geweest, maar het ging dus verkeerd.”

Sainz start door zijn crash als vijftiende.