Eigenlijk houd ik er niet van om de aandacht te vestigen op kleine persoonlijke problemen. Tussen de Grand Prix’ van Maleisië en Australië heb ik bijvoorbeeld vijf dagen platgelegen toen ik ziek was. Daar heb ik het verder met niemand over gehad, want het is niets bijzonders en iedereen is wel eens ziek.


In Frankrijk was het een ander verhaal. De week voor de race kreeg ik last van aften in mijn mond en tijdens het Grand Prix-weekend zat mijn hele mond vol met die rotdingen. Ik kon niet meer praten, laat staan eten. Dat kun je natuurlijk niet verborgen houden en toen donderdag de pers met me kwam praten was het meteen nieuws. Geen wonder: die journalisten zaten tegenover Christijan Albers die alleen wat onverstaanbare klanken kon uitbrengen. Zodra het ‘nieuws’ bekend werd, kwamen de tips binnen. Artsen belden naar mijn manager, op websites lieten mensen tips achter om me van die aften af te helpen. Dat vond ik superleuk, het is goed om te merken dat fans met je meeleven.

Dit ongemakje zorgde wel voor een unieke situatie: ik moest via briefjes met mijn team communiceren, want praten was er de eerste dagen niet bij. Rijden ging prima, maar over de boordradio kon ik niets zeggen en als ik iets aan de auto wilde veranderen moest ik dat opschrijven. Dat ging trouwens prima, en het is ook wel goed om te merken dat ik ook met mijn team kan communiceren zonder te praten. Wie weet waar dat nog goed voor is.

Gelukkig was de hulp dichtbij: mijn teambaas Colin Kolles heeft immers een tandartsenpraktijk, net als pitreporter Jack Plooij trouwens. Wel toevallig eigenlijk, als je erover nadenkt. Colin liet vrijdag meteen medicijnen overkomen uit zijn praktijk en dus heb ik het hele weekend zitten spoelen met allerlei vieze drankjes. Maar het hielp! Zaterdag kon ik alweer praten en zondagochtend kon ik voor het eerst weer wat eten. Dat dreigde trouwens nog even een probleem te worden, want als je vijf dagen bijna niet eet wordt je natuurlijk hartstikke slap. Niet ideaal als je een Grand Prix moet rijden bij meer dan 35 graden. Maar goed, het ging allemaal best lekker in de race. Ik merkte wel dat ik wat meer vermoeid was dan normaal.

Zondagavond waren alle aften verdwenen en kon ik eindelijk weer normaal eten. En wat doe je dan, als je een paar dagen lang alleen maar gemalen voedsel hebt gehad? Een hamburger scoren bij McDonald’s! De eerste Mac die ik tegenkwam op weg naar huis ben ik ingedoken. Ik was niet de enige: veel Nederlandse fans waren op hetzelfde idee gekomen. Een paar droegen een Albers-petje en kwamen meteen naar me toe. Er is nu dus fotografisch bewijs dat Christijan Albers wel eens bij de McDonald’s eet… Geeft ook niets, ik vind die hamburgers gewoon lekker en dus kom ik er soms. Ook een sporter kan niet elke dag gezond eten.

Nog een tip voor wie volgend jaar met de auto naar de Grand Prix van Frankrijk komt: rijd niet te hard! Op de heenweg ben ik vier keer geflitst bij Parijs, want ze hebben die flitskasten op de gekste plekken verstopt zodat je ze altijd net te laat ziet. Binnenkort krijg ik dus een upgrade van de Franse politie in de brievenbus…

Christijan Albers