Afgelopen zondag kwam Jos Verstappen op het circuit van Zandvoort in actie in een Formule 1-wagen. De demonstratie in de Tyrell uit 1998 zorgde voor kriebels bij de Limburger.

 

In zijn column in de Telegraaf schrijft Verstappen: “Het is toch bijzonder wanneer je na acht jaar ineens weer in een F1-auto plaatsneemt. Zodra je dan gas geeft, sta je er automatisch versteld van hoe hard zo’n auto accelereert. Ik heb de afgelopen jaren op Le Mans nog wel LMP1 en LMP2 gereden, maar qua kracht en snelheid is dat onvergelijkbaar met een F1-wagen.”

“Voor mij was het een spannende ervaring, ook omdat er ruim 46.000 mensen op de tribune zaten die vermaakt wilden worden. Bovendien wilde ik sneller zijn dan de mannen met de oude F1-wagens in de Boss GP-serie, van wie er een aantal ook serieus gas gaf. Maar tegelijkertijd moest ik er voor zorgen dat de auto niet in de grindbak of tegen de muur belandde.”

Donuts waren uit den boze, dat had Verstappen eigenaar Frits van Eerd moeten beloven. “Sommige toeschouwers zullen dat wellicht jammer gevonden hebben, aan de andere kant denk ik dat het sowieso een mooie show was. Ik heb in ieder geval uitsluitend positieve reacties ontvangen.”

Hoewel het weer begint te kriebelen bij de oud Formule 1-coureur is het geen serieuze overweging voor Verstappen om terug te keren naar de sport. “Heimwee is een groot woord, maar ik besefte zondag wel hoe mooi het eigenlijk is: de acceleratie, het nemen van de snelle bochten, het geluid van de V-10 motor, de competitie. Ik merkte bovendien dat het gevoel er nog altijd is. Om eerlijk te zijn denk ik dat ik, na enkele maanden van fysieke training, best weer heel hard zou kunnen rijden. Maar goed, zover zal het niet komen. Die tijd is geweest.”