Had je zondagmiddag ook op de WTCC afgestemd? Ik wel, want ik ben ten eerste fan van Tom C. en was ten tweede heel benieuwd hoe Sébas­tien Loeb het er af zou brengen tegen Citroën-teamgenoot Yvan Muller. Zelden ben ik echter zo in een race teleurgesteld…

Niet omdat Citroën kennelijk met een kanon op mussen schoot: 1-2-3 in de kwalificatie en 1-2-3 in de race. Dat komt immers in eerste instantie niet door Citroën, maar door de gebrekkige concurrentie. Nee, het ging om de manier waarop Citroën meende haar superioriteit te moeten bewijzen: met een arrogantie waartoe tot nog toe alleen Ferrari en Mercedes in staat leken te zijn. En Jean Todt vroeger ook – toen hij nog bij Citroën zat.

WTCC-races leven van de televisie. Daarbij gaat het niet zozeer om de kwaliteit, als wel om sappige knokpartijen. Niets mis mee. Maar die knokpartijen ontbraken vol­ledig. Het was namelijk volstrekt duide­lijk dat de Citroën-leiding nog vóór de race had besloten dat de startvolgorde tevens de volgorde aan de finish moest worden. En wee het gebeente van de Citroën-coureur die niet wilde luisteren!

De Franse auto’s waren zoveel sneller dan de rest, dat ze al na één ronde iedereen uit de slipstream hadden gereden. Vervolgens begon het spel der arrogantie. Iedere vorm van onderlinge strijd was streng verboden. Er kwam immers nog een tweede race, en er mocht eens een deuk in die maagdelijke Franse koetsjes komen! De coureurs moeten zich rot hebben verveeld en etaleerden dat door allerlei fantasielijnen te volgen en op de rechte stukken zoveel mogelijk uit elkaars slip­stream te rijden (vanwege de team­foto’s?). Ze zaten, zo stel ik me voor, nog net niet in hun auto’s te gamen. Kortom: het was een schandalige vertoning. ‘Citroën schittert in Marrakech’, zo las ik later in de officiële persberichten. Niet dus.

Het was – althans in mijn ogen – juist gigan­tische anti-re­clame voor Citroën, omdat ze van iets leuks iets heel saais hadden gemaakt – en kennelijk verwachtten dat iedereen diep onder de indruk zou raken van de Franse dominantie. Mini presteerde overigens hetzelf­de in Dakar 2014: het ul­tieme schrikbeeld van hoe teambo­bo’s – uitsluitend geïnteresseerd in teamresultaat en totaal lak heb­bend aan het pu­bliek – de autosport volledig kunnen ver­pesten. Ik hoef dus ook niet meer te weten, hoe het tus­sen Loeb en Müller gaat aflopen. Dat is immers allang gere­geld.

Een paar weken geleden keek ik naar de BTCC-races op Brands Hatch, waar drie BMW’s van hetzelfde team op kop lagen, elkaar niets cadeau gaven, maar elkaar óók lieten leven. Dát was racen zoals het hoort te zijn. Prima reclame voor BMW, dus ook.

Ik dacht daarbij ook terug naar de afgelopen Grand Prix van Bahrein, waar we collectief uit ons dak gingen. Uit opluchting, waarschijnlijk, omdat de lei­ding­ge­venden van de respectieve­lijke Formu­le 1-teams toelieten dat hun rij­ders met elkaar in gevecht gingen. Tjonge tjonge. Maar je dacht toch niet, dat Ha­milton en Rosberg zo te keer hadden mogen gaan als Ross Brawn daar nog aan het be­wind was geweest?