Als blogger beschik ik over de passende eigenschap dat ik niet veel nodig heb om me over op te winden. Ditmaal had ik geluk. Zaterdag lag de hele journalistieke racewereld in een stuip, omdat Vettel in Abu Dhabi het Mansell-record van 14 polepositions in één seizoen zou hebben geëvenaard.

Als fanatiek autosportstatisticus erger ik me er al jaren aan dat niemand lijkt te beseffen dat statistische records (voor zover van waarde) gemakkelijker worden gebroken naarmate er per seizoen meer races worden verreden.

In de jaren vijftig waren er gemiddeld slechts zeven Grands Prix per jaar. Mede dankzij Ecclestone (want: races = geld) werd dat in de loop van de tijd opgevoerd tot wat nu gangbaar is: twintig, bijna drie keer zoveel dus. Dat betekent dat een races winnen in de jaren vijftig statistisch te vergelijken is met het winnen van twee of drie races nu.

Veertien poles gedurende één seizoen: Nigel Mansell presteerde dat in 1992 in een cyclus van zestien races. In dat jaar scoorde hij dus 87,5 procent. Om zijn prestatie wat meer glans te geven: hij reed in 1992 precies twee keer géén pole.

Juan Manuel Fangio werd in de jaren vijftig vijf keer wereldkampioen en deed dat ook nog eens ieder jaar met een ander merk (steek dat in je zak, Michael Schumacher!). Hij behaalde in 1956 – in de zeven meetellende races – één keer géén poleposition (score: 86 procent). Zelfs als Vettel ook in Brazilië pole zou rijden, komt hij ‘slechts’ op 75 procent. Ook goed hoor. Maar geen record.

Wie oog heeft voor autosportstatistieken, zal het met me eens zijn dat de oudjes onder de Formule 1-coureurs grof onrecht wordt aangedaan. Nog een paar voorbeelden?

Fangio reed slechts 51 Grands Prix, maar behaalde daarin wel 29 poles. Met een score van 57 procent staat de Argentijn daarmee op eenzame hoogte vóór Clark (46 procent), Senna (40 procent), Vettel (33 procent) en Schumacher (24 procent).

Tijdens die 51 races stond Fangio 43 keer als eerste of tweede op de startopstelling. Dat is maar liefst 84 procent. Nog sterker: hij startte altijd minimaal vanaf de vierde startplaats, behalve in zijn afscheidsrace. Dat zijn toch getallen waaraan Vettel – met alle respect natuurlijk – nooit van zijn levensdagen zal kunnen tippen.

Terzijde: weet u waar de term poleposition vandaan komt?

Kort na de Tweede Wereldoorlog werden in Amerika de eerste NASCAR-races verreden. Geslaagde wereldsnelheidsrecords (tot ruim 600 km/h) werden toen allemaal op het strand gevestigd. Logisch dus, dat NASCAR op Daytona Beach ging racen. Lekker goedkoop, en lekker veilig ook.

Eén klein probleem: hoe schilder je een start/finish-lijn op het zand? Dat werd opgelost door in plaats daarvan een paal rechtopstaand in het zand in te graven. De coureur die tijdens de training het hardst was gegaan, mocht als beloning naast die paal starten. Die stond dus op poleposition!