Het is toch niet te geloven? In de Formule 1 worden voorbereidingen getroffen om voor de beste 22 coureurs ter wereld een puntenrijbewijs in te voeren. Charlie Whiting gaat zo steeds meer op Koos Spee lijken.

De aanwezige Formule 1-coureurs gedroegen zich tijdens de kwalificatie in Monaco onder uiterst moeilijke omstandigheden (opdrogende baan van halfnat naar halfdroog) heel gedisciplineerd  en maakten geen fouten, daarmee het belachelijke van dat puntenrijbewijs aantonende. Intussen kregen de GP2-rijders doorgaans de kans om zich tijdens hun races bijna ongestraft flink uit te leven. Het helpt kennelijk niet dat alle Formule 1-teammanagers toekijken. Misschien veroorzaakt juist dát wel het witte waas voor de ogen van zeker de helft van het GP2-startveld – ten nadele van de andere helft.

Bijkomend probleem is de omstandigheid, dat  de eerstgenoemde groep rijders niet bepaald de langzaamsten zijn (ook wel logisch als je tot dit soort risico’s bereid bent). Treffend voorbeeld was op zaterdag Johnny Cecotto, die al vaker over de schreef ging. Hij startte vanaf de eerste startrij, crashte in de eerste bocht door een onmogelijke uitremmanoeuvre en nam met halve startveld met zich mee waaronder onze Robin Frijns. Cecotto’s straf? Hij mocht niet meer starten in de tweede GP2-race, waarvoor hij sowieso kansloos zou zijn geweest. Daar leert hij dus helemaal niets van.

Niet toevallig zijn de grootste rammers in de Formule 1 twee gewezen GP2-kampioenen. Maldonado reed een aantal jaren geleden in Monaco een reddingswerker invalide. Maar wat Grosjean vorig jaar op Spa deed, zien we standaard in elke GP2-race terug – en erger. Zou het niet verstandig zijn om van nu af niet de Formule 1- maar de GP2-rijders een beetje meer in de gaten te houden? Tenslotte moet daaruit de eerstvolgende generatie F1-coureurs voortkomen. Goede manieren kan je niet snel genoeg leren.