Het is zover: de eerste generatie Formule 1-bolides met halo’s rijdt rond op het circuit. Na alle ophef van de afgelopen maanden over de beschermbeugel zal het weinigen verrassen dat de reacties ook nu niet positief zijn. Autosport haalde Niki Lauda maar weer eens aan. De halo gaat in tegen het DNA van de Formule 1, zei de drievoudig wereldkampioen.

Ah, het DNA van de Formule 1. De grootste stoplap uit de autosportwereld. Te pas en te onpas hoor je de term langskomen. Of er nou een plan uitlekt voor een nieuwe motorformule, een race aan de kalender wordt toegevoegd in een tropisch land of een nieuw logo wordt gepresenteerd: altijd staan er mensen op die uit naam van het F1-DNA moord en brand roepen.

Ik ben een beetje klaar met het DNA van de Formule 1. Het is namelijk een betekenisloze onzinterm. Een holle frase gebezigd door mensen die om uiteenlopende redenen tegen veranderingen in de sport zijn.

Toegegeven, het is een handige slagzin. Het DNA van de Formule 1 – klinkt plechtig en gewichtig, alsof je precies weet waar je het over hebt. Maar intussen is het ook een lekker vage kreet. Je hoeft nooit uit te leggen wat je er nou eigenlijk mee bedoelt. “Het is tegen het DNA van de Formule 1!” En daarmee basta.

Amerikaans showspektakel
In de praktijk is het DNA van de Formule 1 meestal een slogan om alles bij het oude te laten. “Het is tegen het DNA”, zeggen mensen die liever wagens zonder halo zien, teambazen die bang zijn om hun hegemonie te verliezen door een nieuw motorreglement en fans die vrezen dat Liberty Media van de Formule 1 een Amerikaans showspektakel maakt.

En weet je, ik kan daar allemaal wel inkomen. Natuurlijk moet ik ook wennen als ik foto’s zie van de 2018-auto’s met de niet al te gracieuze halo erop. Ik moet ook even slikken als ik lees dat er vanaf dit seizoen misschien muziek (dramatische violen? pompende beats? Bieber?) zit verwerkt in de live-uitzendingen. Ik herken als doorgewinterde F1-fan het gevoel dat je je geliefde sport niet wilt zien veranderen.

Maar verandering is onvermijdelijk, ook in de Formule 1. Laten we haar dus omarmen, zeker als ze zo noodzakelijk is als in de koningsklasse. Want eerlijk is eerlijk: de Formule 1 is al heel lang op de eerste plaats een marketingtool waar miljarden in omgaan, en dan pas een sport. Alleen als de Formule 1 aantrekkelijk weet te blijven voor autofabrikanten, sponsoren én het publiek aan wie zij hun spullen willen verkopen, kunnen we over twintig jaar nog steeds om de week naar een Grand Prix kijken.

Fans, F1-kopstukken en journalisten die boos worden over vernieuwingen omdat die het ‘DNA’ van de Formule 1 zouden beschadigen kan ik begrijpen. Maar uiteindelijk verliezen ze uit het oog waar het echt om gaat: een gezonde toekomst voor de sport waar we allemaal zo van houden.