“Bekijk het maar met dat soort bedragen, dit is Formule 1, geen voetbal.” Dat is wat Ferrari’s Sergio Marchionne zei toen hij in 2015 hoorde wat Williams voor Valtteri Bottas vroeg: twaalf miljoen euro. Met de aftrap van het WK voetbal donderdag begint in die sport weer de grote transfergekte. In de Formule 1 wacht vermoedelijk weer een gezapig silly season.

Sorry, romantici, de Formule 1 en het voetbal zijn al lang verloren aan het grote geld. Aan hypercommercie en -kapitalisme, al is er een groot onderscheid tussen hoe die poenerigheid zich naar de transfermarkt vertaalt. 222 miljoen voor Neymars overstap van Barcelona naar PSG, 170 miljoen voor Philippe Coutinho van Liverpool naar Barcelona: de ‘duurste’ Formule 1-transfer van de laatste jaren staat er in schril contrast mee. Dat was die van Bottas. Niet naar Ferrari, uiteindelijk, maar Mercedes. Toen Nico Rosberg eind 2016 vertrok, móést Mercedes de portemonnee wel trekken en werd eenzelfde bedrag – zo’n twaalf miljoen euro – naar Williams overgeschreven.

De duurste niet-transfer in de F1? In 2005 betaalde Button miljoenen om onder een Williams-deal uit te komen.

De duurste transfer voor die van Bottas? De enige die te binnen schiet, is Kimi Räikkönen van Sauber naar McLaren, na 2001. The Iceman zou McLaren een miljoen of acht hebben gekost, en Sauber een reeks nieuwe Mercedes-trucks hebben opgeleverd. Diezelfde Räikkönen is zeventien jaar later wederom een grote speler in het silly season, zoals de periode wordt genoemd waarin gekke geruchten rondzingen en deals worden gedaan. Maar zoals gezegd, vergeleken met het voetbal is het zo gek nog niet.

Tijdens het WK zullen ongetwijfeld berichten de ronde doen over bedragen boven de honderd miljoen die voor Cristiano Ronaldo en Antoine Griezmann neergelegd moeten worden. En zelfs op Eredivisie-niveau kunnen Feyenoorder Nicolai Jørgensen en PSV-speler Hirving Lozano met een goed WK zo een paar miljoen aan hun al tientallen miljoenen tellende prijskaartjes toevoegen. In de Formule 1 zijn bij de topteams behalve Räikkönen ook Lewis Hamilton, Bottas en Daniel Ricciardo op de markt. Het grote verschil met hun collega’s uit het voetbal? Ze zijn aan het eind van het jaar transfervrij en hoeven niet voor miljoenen te worden uitgekocht.

Räikkönen kreeg eind 2009 miljoenen van Ferrari om twee jaar niet te racen. In 2014 keerde hij terug bij de Scuderia en hij zit er nu nog.

De meeste geruchten in het silly season gaan op het moment echter over hele andere situaties: of McLarens Fernando Alonso in de Formule 1 blijft en of Toro Rosso’s Brendon Hartley er over een paar races nog bij is. Het vinden van een opvolger valt Red Bull en Toro Rosso verdraaid lastig, dus het kabbelt maar voort, en ook vooraan de grid kan het wel eens een gezapig transferseizoen worden. Net zoals het de laatste jaren eigenlijk steevast is geweest – ondanks de belofte van opschudding. Hamilton en Mercedes hebben alleen oog voor elkaar, Bottas stevent als hij zo doorgaat hard op contractverlenging af en Räikkönen is bij Ferrari misschien niet onomstreden, maar moet het (ook door steun van kopman Sebastian Vettel) wel heel bont maken om vervangen te worden. En dat betekent haast automatisch dat doorgaan bij Red Bull wellicht niet Ricciardo’s enige, maar wel meest waarschijnlijke optie is.

Zit Ricciardo in 2019 naast Vettel bij Ferrari? De kans lijkt klein.

Dat er geen voetbal-achtige transferbedragen worden rondgesmeten, is een goede zaak in de toch al veel te dure Formule 1, maar wat meer reuring en verandering zou niet verkeerd zijn. Liberty Media, de eigenaar van de sport, noemde laatst als voorbeeld de draft, een goed Amerikaans gebruik. Daar mogen in het basketbal, American Football en honkbal, om het daartoe te beperken, voor elk seizoen de nieuwe talenten die de opstap van universiteitssport-niveau maken door de teams gekozen worden, waarbij slechtere teams doorgaans eerste keus hebben.

In de Formule 1 werkt dat niet, maar de aandacht voor de draft en transfermarkt in Amerika moeten Liberty als mediagigant toch prikkelen. Zoals de herinnering aan 2010, toen LeBron James na een maandenlang mediacircus op TV ‘The Decision‘ maakte: hij ging van de Cleveland Cavaliers naar Miami Heat. En na vier seizoenen keerde LeBron terug naar Cleveland, als verloren zoon. Weer circus. Hij leidde de Cavaliers dit jaar naar de NBA-finales, speelde misschien wel z’n beste basketbal ooit, maar vrijdag verloren ze de titel aan de Golden State Warriors. Een paar dagen later gaat het echter weer vooral over de toekomst van LeBron en of hij blijft of gaat – nu hij zich door een optie in z’n contract transfervrij kan verklaren.

Het lichtje gaat vast branden, als ergens de komende weken op het hoofdkwartier in Londen een Amerikaanse Liberty-topman de tv aanzet om het basketbalnieuws en de toekomst van LeBron te volgen: een transferseizoen met Hamilton, Bottas, Alonso, Räikkönen en Ricciardo op de markt, dat moet toch spannender te maken zijn?

Drie van de grote spelers op de markt: Räikkönen, Hamilton en Ricciardo.