Het vertrek van Stoffel Vandoorne kon je van mijlenver zien aankomen. De coup van McLarens aandeelhouders die topman Ron Dennis eind 2016 de kop kostte, was het begin van het einde voor de Belg.

Zondagmiddag zette ik in Monza een punt achter de rubriek André in Monza… en stuurde het door naar de redactie. De kop van de bijdrage luidde: Wie of wat kan Stoffel nog redden? Toen ik de volgende dag op Schiphol het vliegtuig uitstapte was het stuk achterhaald. McLaren stuurde om klokslag twaalf uur eerst een persbericht rond dat Vandoorne na dit seizoen vertrekt. Exact een uur later kwam de mededeling dat Lando Norris, Brits tiener met een schatrijke vader, hem in 2019 vervangt.

Het kwam niet als een verrassing.

Subtiele verwijzingen wezen er al op dat de Belg bij McLaren een verloren wedstrijd speelde. In Hongarije zei teambaas Zak Brown dat Vandoorne collega Fernando Alonso beter partij moest gaan bieden en ook regelmatig verslaan. Verder weigerde hij voor het zomerreces zonder voorbehoud te bevestigen dat de Belg het seizoen zou afmaken. Daar sprak geen groot vertrouwen uit.

In Italië zal het alarm bij Vandoorne en vader Patrick zijn afgegaan, toen Brown verklaarde dat Norris ‘klaar is voor de Formule 1’. De Amerikaan zegt zulke dingen natuurlijk met een reden: om nieuws of bepaalde veranderingen die op komst zijn in de week te leggen, zodat het uiteindelijk niet als een al te grote schok komt wanneer het officieel is. In de Formule 1 doet of zegt (bijna) niemand iets zonder reden, proefballonnen worden er wekelijks opgelaten.

McLaren is sinds het vertrek van Dennis een slangenkuil en duiventil. De sfeer onder het personeel is ondermaats, het verloop groot. Sinds Zak Brown, een Amerikaan die groot geld verdiende met zijn marketingbureau JMI, na een coup van de aandeelhouders naar voren werd geschoven als opvolger van Dennis (hij kreeg eind 2016 de zak) is het er niet beter op geworden.
Alles, maar dan ook alles binnen het team staat sindsdien in het teken van het pamperen van Alonso. Want McLaren is als de dood de kopman kwijt te raken. Zie ook zijn uitstapjes naar de IndyCars en het WEC. De Spanjaard dicteert, krijgt een voorkeursbehandeling (altijd het nieuwste materiaal) en was er met zijn bijtende kritiek bijna hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor dat Honda de tent werd uitgejaagd ten faveure van Renault. Dit seizoen blijkt andermaal dat de teloorgang echt niet alleen aan de Japanse motorfabrikant heeft gelegen.

Vandoorne koopt er niets meer voor. De euforie na zijn invalbeurt en officiële Formule 1-debuut in Bahrein (2016) waar hij Alonso verving, sneller was dan teamgenoot Jenson Button en zijn eerste WK-punt ooit scoorde, is een vage herinnering. Dennis betitelde de Belg ooit als kampioensmateriaal, twee jaar later is zijn toekomst in de koningsklasse ongewis. Verkeerde tijd, verkeerde plek. Geen sponsorgeld en/of steun van een fabrikant, talent alleen blijkt niet altijd voldoende. De tussenstand in de kwalificatie dit jaar (14-0) hielp Vandoorne evenmin.

De laatste weken beet de Belg verbaal eindelijk een beetje van zich af. Misschien had hij eerder met de vuist op tafel moeten slaan en een voorbeeld moeten nemen aan Max Verstappen. Die laat nooit over zich heen lopen. Want in de Formule 1 is het eten of gegeten worden. Niemand kent er genade.